16. Raak nooit een hete motor of geluiddemper aan.
17. Bedien de sneeuwblazer nooit in de buurt van glazen afdekkingen,
wagens, vensterkokers, verhangen en dergelijke, zonder correcte
instelling van de hoek waarin de sneeuw wordt weggeblazen.
18. Richt de afvoerstroom nooit op mensen die toekijken of laat nooit toe
dat iemand vóór het toestel gaat staan.
19. Laat een toestel nooit onbeheerd achter terwijl de motor nog loopt.
Schakel de vijzel en de tractie altijd uit, zet de motor af en verwijder
de contactsleutel.
20. Bedien het toestel niet wanneer u onder invloed bent van alcohol of
drugs.
21. Denk er aan dat de bediener van het toestel verantwoordelijk is voor
ongevallen die zich voordoen bij andere personen of aan hun
eigendom.
22. Statistieken tonen aan dat personen die met het toestel werken en 60
jaar en ouder zijn, betrokken zijn in een groot percentage van
ongevallen die te maken hebben met stroomaangedreven uitrusting.
Deze gebruikers dienen hun vermogen om voldoende veilig met het
toestel te werken te beoordelen om zichzelf en anderen te
beschermen tegen persoonlijk letsel.
23. DRAAG GEEN lange sjaals of loszittende kleding die tussen
bewegende onderdelen kunnen vastraken.
24. Sneeuw kan hindernissen verbergen. Zorg dat alle hindernissen
verwijderd zijn uit het vrij te maken gebied.
Kinderen
Er kunnen zich tragische ongelukken voordoen indien de bediener van het
toestel niet bedacht is op de aanwezigheid van kinderen. Kinderen vinden het
toestel vaak interessant en worden aangetrokken door de werkzaamheden.
Ga nooit van de veronderstelling uit dat kinderen zullen blijven waar u ze
laatst zag.
1. Houd kinderen uit de buurt van het gebied en onder veilige bewaking
van een andere volwassen persoon met zin voor
verantwoordelijkheid.
2. Wees op uw hoede en schakel het toestel uit wanneer kinderen in de
buurt zijn.
3. Laat nooit kinderen het toestel bedienen.
4. Wees extra voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken,
bomen of andere voorwerpen die het zicht kunnen belemmeren.
Vrijmaken van een geblokkeerde afvoeropening
Handcontact met het ronddraaiende schoepenwiel binnen in de
afvoeropening is de meest voorkomende oorzaak van lichamelijk letsel bij
sneeuwblazers. Gebruik nooit uw hand om de afvoeropening vrij te
maken.
Om de afvoeropening vrij te maken:
1. MOTOR UITSCHAKELEN.
2. 10 seconden wachten totdat u zeker bent dat de schoepenwielbladen
niet meer ronddraaien.
3. Gebruik altijd gereedschap om de uitlaat vrij te maken, niet uw
handen.
Service, onderhoud en opslag
1. Controleer frequent breekpennen en andere bouten om te zien of ze
goed vastzitten zodat u er zeker van bent dat de uitrusting in alle
veiligheid kan worden bediend.
1741413
2. Berg de machine nooit op met benzine in de tank binnen in een
gebouw waar ontstekingsbronnen aanwezig zijn zoals heet water en
ruimteverwarmers of kleerdrogers. Laat de motor afkoelen voordat u
het toestel in een gesloten ruimte opbergt.
3. Raadpleeg altijd de bedieningshandleiding voor belangrijke informatie
indien de sneeuwblazer moet worden opgeslagen gedurende een
lange periode.
4. Zorg dat veiligheids-- en instructielabels zijn aangebracht of vervang
ze waar nodig.
5. Laat de machine enkele minuten draaien na het sneeuwblazen om te
vermijden dat collector/schoepenwiel vastvriezen.
6. Indien brandstof werd gemorst, mag u niet proberen om de motor te
starten maar verplaatst u de machine uit de buurt van het gebied
waar de brandstof werd gemorst om te vermijden dat er zich een
ontstekingsbron zou vormen totdat de brandstofdampen zijn
vervlogen.
7. Volg altijd de richtlijnen op voor veilig brandstof bijvullen en omgaan
met brandstof wanneer u het toestel opnieuw vult met brandstof na
transport of opslag.
8. Volg altijd de instructies op in de motorhandleiding voor voorbereiding
op opslag vooraleer het toestel op te bergen zowel voor korte als voor
lange tijdsperioden.
9. Volg altijd de instructies op in de motorhandleiding voor correcte
start-procedures wanneer u het toestel opnieuw in gebruik neemt.
10. Zorg dat veiligheids-- en instructielabels zijn aangebracht of vervang
ze waar nodig.
11. Zorg dat moeren en bouten stevig vastzitten en houd de uitrusting in
goede staat van werking.
12. Nooit veiligheidsinrichtingen trachten uit te schakelen of te
overbruggen. Controleer regelmatig de goede werking er van en voer
de nodige reparaties uit indien ze niet correct functioneren.
13. Componenten zijn onderhevig aan slijtage, beschadiging en
ontaarding. Controleer componenten frequent en vervang ze met door
de fabrikant aanbevolen onderdelen, indien noodzakelijk.
14. Controleer werking van bedieningsorganen frequent. Aanpassings--
en servicewerkzaamheden uitvoeren zoals vereist.
15. Gebruik enkel door de fabriek goedgekeurde reserveonderdelen
tijdens het uitvoeren van reparaties.
16. Volg altijd de fabrieksspecificaties op tijdens alle afstellingen en
bijstellingen.
17. Uitsluitend gemachtigde servicewerkplaatsen mogen worden gebruikt
voor belangrijke service-- en reparatiewerkzaamheden.
18. Probeer nooit belangrijke reparaties aan dit toestel uit te voeren, tenzij
u de passende opleiding hiervoor hebt genoten. Verkeerde
serviceprocedures kunnen resulteren in gevaarlijke bediening,
beschadiging van uitrusting en doen de garantievoorwaarden van de
fabrikant vervallen.
19. Controleer frequent breekpennen (pinnen) en andere bouten om te
zien of ze goed vastzitten zodat u er zeker van bent dat de uitrusting
in alle veiligheid kan worden bediend.
Emissies
1. Motoruitlaatgassen van dit toestel bevatten chemische stoffen
waarvan bekend is dat ze in bepaalde hoeveelheden, kanker en
geboorteafwijkingen veroorzaken of voortplantingsrisico inhouden.
2. Indien beschikbaar, raadpleeg dan de relevante informatie over
emissieduurperiode en luchtindex op de tabel met motoremissies.
Ontstekingssysteem
1. Dit systeem met bougieontsteking is conform met Canadese
Vereisten ICES-002.
53
nl