NL
VEILIGHEIDSNORMEN
DIE STRIKT OPGEVOLGD MOETEN WORDEN
BELANGRIJK - LEES DIT AANDACHTIG VOORALEER DE MACHINE
TE GEBRUIKEN. BEWAAR DEZE HANDLEIDING VOOR DE TOEKOMST
BESCHRIJVING VAN DE MACHINE EN GEBRUIKSGEBIED
Deze machine is een tuinwerktuig en met name een lopend bediende grasmaaier.
De machine bestaat hoofdzakelijk uit een motor, die een mes aanschakelt dat beschermd is door
een carter, voorzien van wielen en een handgreep. De bediener kan de machine besturen en de
belangrijkste commando's bedienen terwijl hij steeds achter de handgreep blijft, en dus op veilige
afstand van het draaiende mes. Indien de bediener zich van de machine verwijdert, vallen de motor
en het mis na enkele seconden stil.
Voorzien gebruik
Deze machine is ontworpen en gebouwd om gras te maaien (en op te vangen) in tuinen en
zones met gras, met een grootte in verhouding met de maaicapaciteit, in aanwezigheid van een
lopende bediener.
De aanwezigheid van toebehoren of specifieke inrichtingen kan vermijden dat het gemaaide gras
verzameld moet worden ofwel voor een "mulching" effect zorgen, waarbij het gemaaide gras op
het terrein wordt achtergelaten.
Onjuist gebruik
Eender welk ander gebruik kan gevaarlijk zijn en schade berokkenen aan personen en/of zaken.
De volgende situaties behoren tot het ongeschikt gebruik (bijvoorbeeld, maar niet uitsluitend):
– vervoer van personen, kinderen of dieren op de machine;
– zich door de machine laten vervoeren;
– gebruik van de machine voor het aanslepen of aanduwen van een last;
– gebruik van de machine voor het verzamelen van bladeren of afval;
– gebruik van de machine voor het knippen van heggen of voor het maaien van andere vegetatie
dan gras;
– gebruik van de machine door meer dan één persoon tegelijk;
– het mes aanschakelen op zones zonder gras.
A) VOORBEREIDING
1) Lees aandachtig de gebruiksaanwijzingen. Zorg dat u vertrouwd raakt met de bedieningsknop-
pen en in staat bent de grasmaaier op de juiste wijze te gebruiken. Leer de motor snel af te zetten.
2) Laat nooit toe dat de grasmaaier gebruikt wordt door kinderen of door personen die niet
vertrouwd zijn met deze aanwijzingen. De minimale leeftijd van de gebruiker kan landelijk gere-
glementeerd zijn.
3) Gebruik de grasmaaier in geen geval:
– als er personen, in het bijzonder kinderen, of dieren in de buurt zijn;
– indien de gebruiker geneesmiddelen ingenomen heeft of substanties die negatieve invloed
hebben op de reflexen en het aandachtvermogen.
4) Denk eraan dat de persoon die de machine bedient of de gebruiker aansprakelijk is voor on-
gevallen en onvoorziene gebeurtenissen die personen of hun eigendommen kunnen overkomen.
B) VÓÓR HET GEBRUIK
1) Draag, tijdens het maaien altijd stevige schoenen en een lange broek. Bedien de grasmaaier
niet met blote voeten of met open sandalen. Draag geen kledij met loshangende delen, of met
veters of dassen.
2) Controleer grondig de hele werkzone en verwijder alles wat van de machine weg zou kun-
nen springen of de snijgroep en de motor zou kunnen beschadigen (keien, takken, ijzerdraad,
beenderen, enz.).
3) Vóór het gebruik dient er een algemene controle verricht te worden, in het bijzonder op het
uitzicht van de messen, en dient men te controleren of de schroeven en de snijgroep niet versle-
ten of beschadigd zijn. Vervang de beschadigde of versleten messen en schroeven en bloc om
ervoor te zorgen dat het maaidek in balans blijft. Vervang de beschadigde of onleesbare stickers.
C) TIJDENS HET GEBRUIK
1) Werk alleen bij daglicht of bij goed kunstlicht.
2) Maai geen nat gras o bij regen.
3) Zorg er voor dat U steeds een goed steunpunt hebt op hellende terreinen
4) Loop nooit, maar stap; laat U niet door de grasmaaier trekken
5) Maai steeds dwars op een helling en nooit op-en-neer.
6) Let goed op bij de verandering van richting op hellingen.
7) Maai niet op bijzonder steile hellingen
8) Wees zeer voorzichtig wanneer u de grasmaaier naar u toe trekt.
9) Zet het mes stil indien de grasmaaier gekanteld moet worden voor het vervoer, bij het overste-
ken van zones zonder gras en wanneer de grasmaaier vervoerd wordt van of naar de zone die
gemaaid moet worden.
10) Stel de grasmaaier nooit in werking wanneer de beveiligingen beschadigd zijn, of zonder
opvangzak of aflaatbeveiligingen.
11) Start de motor voorzichtig volgens de aanwijzingen en houd uw voeten ver van de messen
verwijderd.
12) Kantel de grasmaaier niet wanneer U de motor aanschakelt, tenzij dit noodzakelijk is voor het
opstarten. In dit geval, mag de grasmaaier niet verder gekanteld worden dan wat strikt noodzakelijk
is en enkel aan de tegenovergestelde kant van de bediener. Verzeker U er steeds van dat beide
handen in werkpositie zijn vooraleer de grasmaaier weer omlaag te brengen.
13) Start de machine niet wanneer u voor de uitlaatopening staat.
14) Breng uw handen en voeten nooit nabij of onder de draaiende delen. Blijf steeds op afstand
van de uitlaatopening.
15) Hef de grasmaaier niet op en vervoer hem niet wanneer de motor in werking is.
16) Stop de machine en verwijder de sleutel. Verzeker U ervan dat alle bewegende delen vol-
ledig stilstaan:
– tijdens het vervoer van de machine
– telkens wanneer u de grasmaaier onbeheerd achterlaat;
– vóór het verhelpen van blokkeringen of het vrijmaken van het windkanaal;
– vóórdat u de machine controleert, schoonmaakt of eraan werkt;
– nadat er op een vreemd voorwerp gestoten is. Controleer de grasmaaier op eventuele beschadi-
gingen en voer de nodige reparaties uit alvorens de machine opnieuw te gebruiken;
Als de grasmaaier op abnormale wijze begint te trillen. (Onmiddellijk controleren):
– controleer eventuele beschadigingen;
– Vervang of herstel de beschadigde delen nabij een gespecialiseerd centrum;
– controleer of er delen losgekomen zijn en schroef ze weer vast.
17) Schakel de motor uit:
– elke keer wanneer u de opvangzak verwijdert of hermonteert;
– vooraleer de snijhoogte af te stellen.
18) Behoud tijdens het werk steeds de veiligheidsafstand ten opzichte van het draaiende mes,
gegeven door de lengte van de steel.
19) LET OP - In geval van breuken of ongevallen tijdens het werk, dient men de motor onmiddel-
lijk stil te zetten en de machine te verwijderen om geen verdere schade te berokkenen; in geval
44
van ongevallen met persoonlijke letsels of letsels aan derden, dient men onmiddellijk de meest
geschikte eerste-hulp-procedures te volgen voor de situatie en zich tot een gezondheidsstructuur
te richten voor de nodige zorgen. Verwijder zorgvuldig eventuele resten die schade of letsels aan
personen of dieren kunnen veroorzaken indien ze onopgemerkt blijven.
D) ONDERHOUD EN OPSLAG
1) Laat bouten en schroeven vastgedraaid zitten om er zeker van te zijn dat de machine altijd op
een veilige manier gebruiksklaar is. Een regelmatig onderhoud is fundamenteel voor de veiligheid
en om het prestatieniveau bewaard te houden.
2) Controleer de aflaatbeveiligingen en de grasopvangbak regelmatig op slijtage of beschadi-
gingen.
3) Tijdens de afstellingen van de machine, moet men erop letten te vermijden dat de vingers tussen
het bewegende mes en de vaste delen van de machine verklemd geraken.
4) Vooraleer de machine weg te zetten, moet men wachten tot ze afgekoeld is.
5) Tijdens de werken aan het mes, moet men erop letten dat het mes ook kan bewegen wanneer
de sleutel verwijderd werd.
6) Houd de grasmaaier, en in het bijzonder de motor vrij van resten gras, bladeren of teveel vet,
om het risico op brand tot een minimum te herleiden. Laat geen houders met gemaaid gras in
een ruimte achter.
7) Gebruik de machine om veiligheidsredenen nooit met versleten of beschadigde onderdelen. De
onderdelen moeten vernieuwd en niet gerepareerd worden. Gebruik uitsluitend originele reserve-
onderdelen. Onderdelen van een niet gelijkwaardige kwaliteit kunnen de machine beschadigen en
kunnen gevaarlijk zijn voor uw veiligheid.
E) ALGEMENE VOORZORGSMAATREGELEN
1) Voor ieder gebruik, moet men nagaan of de machine geen tekens van beschadiging vertoont.
Eventuele herstellingen moeten nabij een gespecialiseerd centrum uitgevoerd worden. Schakel
de machine uit en verwijder de sleutel indien de machine op abnormale wijze begint te trillen en
richt u tot een gespecialiseerd centrum voor controle.
2) Tijdens het opstarten, moeten beide handen zich op de handgreep bevinden.
3) De delen die onderhevig zijn aan slijtage mogen enkel nabij een gespecialiseerd centrum
vervangen worden.
4) Verbind nooit een beschadigde kabel aan het stopcontact en raak een beschadigde kabel die
verbonden is aan het stopcontact nooit aan. Een beschadigde of versleten kabel kan contact met
de delen onder spanning veroorzaken.
5) Raak het mes nooit aan vooraleer de sleutel verwijderd werd en het mes volledig tot stilstand
is gekomen.
6) Draag werkhandschoenen voor de montage en hermontage van het mes.
7) Let op de balans van het mes, wanneer dit geslepen wordt. Alle handelingen die betrekking
hebben op het mes (demontage, slijpen, in balans brengen, hermontage en/of vervanging) vergen
een specifieke vaardigheid en het gebruik van geschikt gereedschap; uit veiligheidsoverwegingen
moeten deze handelingen daarom steeds uitgevoerd worden in een gespecialiseerd centrum.
8) Lees de instructies aandachtig om de machine in veiligheid te gebruiken.
b) Gebruik voor het laden van de batterij enkel de door de fabrikant aanbevolen batterijladers. Een
niet geschikte batterijlader kan leiden tot elektroshock, oververhitting of lekken van de corrosieve
vloeistof uit de batterij.
10) 10enkel de specifieke batterijen die voor uw toestel voorzien zijn. Het gebruik van andere
batterijen kan leiden tot letsels en risico op brand.
11) Een batterij in slechte condities kan lekken van de vloeistof veroorzaken. Vermijd de aanraking
met de vloeistof. In geval van onvoorziene aanraking, dient men met water te spoelen. In geval van
aanraking van de vloeistof met de ogen, dient men ook een geneesheer te raadplegen. De vloeistof
die uit de batterij lekt, kan huidirritaties of brandwonden veroorzaken.
F) INSTRUCTIES VOOR HET GEBRUIK VAN DE ACCU'S
1) Verzeker u ervan dat het toestel uitgeschakeld is vooraleer er een batterij in te plaatsen. Een
batterij in een elektrisch toestel plaatsen kan ongelukken veroorzaken.
2) Houd de niet gebruikte batterij ver van kantoorklemmetjes, muntstukken, sleutels, spijkers of
andere kleine metalen voorwerpen die een kortsluiting van de contacten zouden kunnen veroor-
zaken. Een kortsluiting van de contacten van de batterij kan tot brand leiden.
3) De accu mag nooit geopend worden.
4) Werp de gebruikte batterijen nooit in het vuur - GEVAAR OP ONTPLOFFING!
5) Verbind de batterijlader enkel aan stopcontacten met de netspanning die aangegeven is op
het identificatieplaatje.
6) Gebruik enkel originele accu's.
7) Tijdens langdurig gebruik kan de accu hoge temperaturen bereiken. Laat hem afkoelen voor-
aleer hem op te laden.
8) Bewaar de accu en de batterijlader buiten bereik van kinderen.
9) Gebruik de batterijlader niet in zones waar er stoom of ontvlambare materialen aanwezig zijn.
10) Laad de accu's enkel op bij temperaturen tussen 10°C en 40°C.
11) Bewaar de accu's niet in omgevingen met temperatuur hoger van 40°C.
12) Veroorzaak nooit kortsluitingen tussen de contacten van de accu's en verbind ze niet aan
metalen voorwerpen.
13) Tijdens het vervoer van de accu's, moet men er op letten dat de contacten onderling niet in
contact komen, en dat er geen metalen houders gebruikt worden voor het vervoer.
14) Kortsluiting van de accu kan ontploffingen veroorzaken. Kortsluiting beschadigt in ieder
geval de accu.
15) Controleer regelmatig of de kabel van de batterijlader beschadigd is. Als de kabel beschadigd
is, moet men de batterijlader vervangen.
16) Herlaad de accu's volledig op, vooraleer deze weg te leggen voor de winterperiode.
17) Bewaar de batterijlader op een plaats die beschermd is tegen regen en vochtigheid. Water-
infiltratie in de batterijlader verhoogt het risico op elektroshock.
18) Houd de batterijlader rein. Ophopingen van vuil kunnen tot elektroshock leiden.
19) Gebruik de batterijlader niet in omgevingen met ontvlambare materialen of op gemakkelijk
ontvlambare oppervlakten zoals papier, stof, enz. Tijdens het opladen, wordt de batterij opgewarmd
en zou brand kunnen veroorzaken.
20) Een defecte batterijlader of een foutief gebruik van de batterij kan leiden tot het vrijkomen van
damp die het ademhalingsstelsel irriteert. Verlucht de omgeving met verse lucht en laat u door een
geneesheer onderzoeken in geval van problemen.
21) Reinig de verluchtingsopeningen van de batterij regelmatig met een zacht, droog en rein
penseel.
G) TRANSPORT EN VERPLAATSING
1) Telkens wanneer de machine verplaatst, geheven, vervoerd of overgeheld moet worden, is
het noodzakelijk:
– stevige werkhandschoenen te dragen;
– de machine vast te nemen op punten waar u een stevige greep hebt, rekening houdend met
het gewicht en de spreiding van het gewicht;
– doe een beroep op een toereikend aantal personen die het gewicht van de machine kunnen
heffen, volgens de kenmerken van het transportmiddel of de plaats waar de machine opgeno-
men of opgesteld moet worden.
2) Bevestig de machine tijdens het vervoer goed met touwen of kettingen.