Inhoudsopgave
• De hoogte van de veiligheidsgordels afstellen
• Het stoeltje in de auto bevestigen
• Het kind in het stoeltje plaatsen
• De handgreep afstellen
• Schommel- of vaste stand van het stoeltje
• De hoes van het stoeltje afnemen
• Het stoeltje op de wandelwagen bevestigen
DE HOOGTE VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS
AFSTELLEN
1. Maak de veiligheidsgordels los door op de
rode knop op de gesp te drukken (Fig. 5).
2. Open, indien aanwezig, het vak aan de
achterkant (Fig. 6) en haal, indien aanwezig,
de twee schoudergordels van de gordels en
de twee uiteinden van de veiligheidsgordels
eruit, zoals wordt getoond in Fig. 7.
3. Neem de twee gedeeltes van de gordels uit de
achterkant van het stoeltje en doe ze in het
voor de lengte van het kind meest geschikte
knoopsgat (Fig. 8).
4. Breng de eventuele schouderbanden weer
aan.
HET STOELTJE IN DE AUTO BEVESTIGEN
5. Zet de handgreep van het stoeltje verticaal
door op de twee zijdelingse regelknoppen te
drukken (Fig. 9).
6. Zet het stoeltje op de autozitting, waarop u
het wilt aanbrengen (Fig. 10).
7. Trek aan de veiligheidsgordel van de auto en
haak hem aan zijn gesp vast. Laat de buik-
gordel door de twee speciale zijdelingse ge-
leidingen van het stoeltje lopen, die gemerkt
zijn met blauwe pijltjes (Fig. 11).
8. Pak de borstgordel vast en trek eraan, zodat
de buikgordel gespannen wordt (Fig. 12).
Controleer vervolgens dat de buikgordel nog
altijd in de speciale geleidingen zit, die ge-
merkt zijn met blauwe pijltjes.
9. Terwijl u de borstgordel gespannen houdt,
laat u hem door de geleiding aan de achter-
kant van de rugleuning lopen, die gemerkt
is met een blauw pijltje (Fig. 13). Span de
gordel zo veel mogelijk zonder te veel band
over te laten en verzeker u ervan dat hij niet
verdraaid zit.
LET OP! Controleer na de installatie altijd dat de
autogordel correct gespannen is en dat de gesp
ervan de gordel niet forceert om van zijn plaats
te schieten. Controleer bovendien dat de gesp
van de autogordel niet in aanraking komt met
het doorgangpunt van de gordel op het stoeltje.
Deze situaties kunnen de goede werking van het
autostoeltje in geval van een ongeluk in het ge-
drang brengen.
LET OP! Laat de autogordels niet op andere plaa-
tsen lopen dan die in deze handleiding worden
aangeduid, omdat dit de veiligheid van het kind
in het gedrang kan brengen!
10. Draai de handgreep, zoals getoond in Fig. 14.
HET KIND IN HET STOELTJE PLAATSEN
11. Druk op de grijze knop op de voorkant van
het stoeltje en terwijl u hem ingedrukt ho-
udt, maakt u de twee gordels van het stoel-
tje losser (Fig. 15).
12. Maak de gesp van de veiligheidsgordels los,
door op de rode knop te drukken (Fig. 16).
13. Zet het kind in het autostoeltje en maak de
gordels van het stoeltje vervolgens vast (Fig.
17). De vorm van de lipjes is zodanig dat niet
slechts één van de twee in de gesp kan wor-
den gestoken.
14. Stel de spanning van de veiligheidsgordels
van het kind af, door aan de speciale verstel-
riem (Fig. 18) te trekken en kijk uit dat ze
niet te zeer op het kind drukken.
DE HANDGREEP AFSTELLEN
De handgreep van het stoeltje kan op 4 standen
worden afgesteld (Fig. 19):
A Stand voor vervoer in de auto
B
Stand voor vervoer met de hand
C Schommelstand en stand voor op de wan-
delwagen
D Vaste stand
SCHOMMEL- OF VASTE STAND
VAN HET STOELTJE
Als het stoeltje niet in de auto wordt gebruikt,
kan het ook worden gebruikt als schommel- of
ligstoeltje.
Zet de greep op stand "C" voor de schommel-
stand.
Zet de greep op stand "D" voor de vaste stand.
LET OP:
39