groen licht geeft aan dat de batterijen
zijn opgeladen en de »soundmonitor«
actief is.
Zend-indicator
Deze LED geeft elke uitgaande trans-
missie met een rood licht aan.
Signaalknoppen
Functie en zendbereik kunnen getest
worden met de drie signaalknoppen
(»Telefoon«, »Deur 1« en »Deur 2«).
De signaalknoppen dienen ook om de
sound-teaching procedure te starten.
Plaatsing
1. De beste positie kiezen
De »soundmonitor« scant en analy-
seert de geluiden in de omgeving om
de patronen van de geluiden die het
heeft geleerd te ontdekken.
Om deze functie te ondersteunen,
moet de »soundmonitor« zo dicht
mogelijk bij de geluidsbron worden
geplaatst die het hoort te identificeren
(bijvoorbeeld plaatsen op een muur
onder de deurbel).
Neem de volgende aanbevelingen in
acht om een zo groot mogelijk zend-
bereik te garanderen:
- Plaats de zender niet in de buurt
van apparaten die interferentie
uitzenden, zoals tv's, computer-
schermen en mobiele telefoons.
- De zender mag niet op metalen
objecten of oppervlakken worden
geplaatst vanwege het radio-afscher-
mende effect van het metaal.
2. De gewenste geluiden leren
Om een nieuw geluid te leren, houdt
u een van de functieknoppen op de
bovenkant van het apparaat 2 tot 3
seconden ingedrukt totdat de aan-
grenzende LED van de knop begint te
knipperen.
Activeer het gewenste geluid op de
geluidsbron. Het geluid moet een
lengte van één tot twee seconden
hebben.
Tijdens de opname moet de micro-
foonstatusindicator constant branden!
De LED gaat branden en gaat uit na-
dat het geluid is opgenomen.
Het nieuwe geluid is nu aangeleerd.
De andere twee functieknoppen kun-
nen ook worden geprogrammeerd zo-
als hierboven beschreven.
Houd er rekening mee dat de geïden-
tificeerde geluiden op de ontvangers
worden weergegeven volgens het
symbool van de signaalknoppen (»Te-
lefoon«, »Deur 1« en »Deur 2«).
Nederlands 29