Nederlands
Aangzien de ingebouwde micoprocessor van de
UC18YML2 / UC18YRSL / UC18YFSL / UC18YGSL
een drietal sekonden nodig heeft om te reageren
op het loskoppelen van de batterij. dient u minimaal
drie sekonden te wachten voordat u de batterij weer
aansluit om het laden te vervolgen. Als de batterij
binnen de drie sekonden wordt aangesloten, bestaat
de kans dat deze niet goed wordt opgeladen.
Controller de spanning van de auto-accu als het
lampje continu groen knippert (5 keer per seconde).
(UC18YML2)
Is de spanning 12 V of minder, dan geeft dat aan
dat de accu verzwakt is en dat laden niet mogelijk
is.
Knippert het lampje niet rood (een keer per seconde)
hoewel het laadsnoer of de stekker voor de
sigarenaansteker goed is aangesloten. Dan is
misschien het beschermingscircuit van de lader actief
geworden.
Neem de stekker uit het stopcontact en sluit hem
na ongeveer 30 seconden opnieuw aan.
Gaat het lampje nu nog niet rood knipperen (een
keer per seconde), breng de lader dan naar een
bevoegd servicecentrum van Hitachi.
VOOR HET GEBRUIK
Gereedmaken en kontroleren van de werkplaats
Kontroleer of de werkplaats geschikt is door nauwkeurig
de genormde voorzorgsmaatregelen op te volgen.
BEDIENING
1. Controleer de stand van de koppelingsinstelling.
(Zie Afb. 5)
De drie functies, schroevendraaier, boor en klopboor
kunnen worden ingesteld via de stand van de
koppelingsinstelling van de machine.
(1) Bij gebruik van deze machine als schroevendraaier
plaatst u één van de nummers "1, 3, 5 ... 22" op
de koppelingsinstelling, of een stip, tegenover het
driehoekje op de machine.
(2) Bij gebruik van deze machine als boor plaatst u de
boor-markering "
tegenover het driehoekje.
(3) Voor gebruik als klopboormoet u de " " hamer
markering op de koppelingsinstelling in lijn brengen
met het driehoekje op de behuizing van de machine.
LET OP
De koppelingsinstelling mag niet in een stand
worden gezet tussen de nummers "1, 3, 5 ... 22"
of de stippen in.
Gebruik de machine niet met de koppelingsinstelling
tussen "22" en het streepje in het midden van de
boor-markering. Dit kan resulteren in beschadiging.
(Zie Afb. 6)
2. Afstelling van het aantrekkoppel
(1) Aantrekkoppel
Instelling van het aantrekkoppel van de boor dient
te gebeuren op basis van de schroefdiameter. Wan
neer teveel kracht bij het aandraaien gebruikt wordt,
zal de schroef beschadigd en misschien onbruikbaar
worden. Plaats de koppelingsinstelling in een stand
die geschikt is voor de diameter van het soort
schroef in gebruik.
52
" op de koppelingsinstelling
(2) Aanduiding van het aantrekkoppel
Het aantrekkoppel verschilt afhankelijk van het type
schroef en het soort materiaal dat wordt vastgezet.
De machine geeft het aantrekkoppel aan met
nummers "1, 3, 5 ... 22" op de koppelingsinstelling
en stippen. Het aantrekkoppel bij stand "1" is het
kleinst en het koppel wordt groter naarmate het
nummer oploopt. (Zie Afb. 5)
(3) Instellen van het aantrekkoppel
Draai de koppelingsinstelling rond en plaats de
nummers "1, 3, 5 ... 22" op de kap, of de stippen,
tegenover het driehoekje op de machine. Draai de
koppelingsinstelling in de richting van een zwakker
of sterker aantrekkoppel overeenkomstig het koppel
dat u nodig heeft.
LET OP
Het kan voorkomen dat de motor stopt wanneer het
apparaat als een dril gebruikt wordt.
Zorg ervoor dat de boor schroef-machine niet vast
loopt tijdens gubruik.
Wanneer te lang gedraaid wordt kan de schroef
breken.
3. Wisseling van rotatie naar impakt en uitsluitend
rotatie (Zie Afb. 5)
U kunt van „Rotation (uitsluitend rotatie)" naar
„Impact (impakt + rotatie)" schakelen door de
boormarkering „
" of de hamermarkering „ " in
lijn te brengen met de driehoek markering op de
machine.
Voor het boren van gaten in metaal, hout of plastic,
moet u „Rotation (uitsluitend rotatie)" gebruiken.
Voor het boren van gaten in steen of beton, moet
u „Impact (impakt + rotatie)" gebruiken.
LET OP
Indien „Impact" is ingesteld voor het boren dat
normaliter met „Rotation" wordt uitgevoerd, zal de
kracht van het boren sterker zijn maar wordt het
boorstuk of andere delen mogelijk beschadigd.
4. Veranderen van de draaisnelheid
Gebruik de toerenschakelaar om de draaisnelheid
te veranderen. Druk op de vergrendeltoets en schuif
de toerenschakelaar in de richting van de pijl (Zie
Afb. 7 en 8).
Door de toerenschakelaar op "LOW'' te zetten, draait
de boor met lage snelheid. Wanneer de toets "HIGH''
gezet wordt, draait de boor op hoge snelheid.
LET OP
Wanneer de draaisnelheid met de toerenschakelaar
veranderd wordt, dient de schakelaar uitgezet te
worden, en de keuzeschakelaar dient op "O'' (OFF)
gezet te worden.
De motor wordt beschadigd wanneer de draais
nelheid veranderd wordt tijdens het draaien van de
motor.
Als u de toerenschakelaar op "HIGH" (hoog
toerental) zet, terwijl de koppelingsinstelling op "17"
of "22" staat, kan het gebeuren dat de koppeling
doorslipt en dat de motor vast komt te staan. Zet
in dat geval de toerenschakelaar op "LOW" (laag
toerental).
Schakel de netspanning onmiddelijk uit wanneer de
motor vast loopt. Dit om te voorkomen dat de
motor of accu beschadigd wordt.
Draai aan de toerenschakelaar.