Veiligheid
1) Wees uiterst voorzichtig bij het controleren van elektrische
circuits.
2) Waarschuwing! Ga niet op natte of vochtige plaatsen staan
als u met elektriciteit werkt. Draag laarzen of schoenen met
rubber zolen.
3) Waarschuwing! Zet niet meer spanning of stroom op het
apparaat dan het bereik van de meter toestaat.
4) Waarschuwing! Raak de metalen pennen van de meetdra
den niet aan als u met een meting bezig bent.
5) Vervang versleten meetdraden. Gebruik geen meetdraden
met gebroken of beschadigde isolatie.
6) Ontlaad een condensator voordat u hem doormeet.
7) Verwijder de meetdraden uit het gemeten circuit zodra de
test is voltooid.
8) Waarschuwing! Meet nooit spanning of stroom als de func-
tie-/bereik schakelaar is ingesteld op het weerstandsbereik
(Ω). Als u de meter op de verkeerde functie instelt, kan
een deel van het interne circuit doorbranden, waardoor een
veiligheidsrisico kan ontstaan.
Gebruikssuggesties
1) Zet de functie-/bereikschakelaar in de juiste stand voordat
u een meting uitvoert. Als de spanning of de stroom niet
bekend is, MOET worden vastgesteld dat de capaciteit van
het geselecteerde bereik de hoeveelheid spanning of
stroom in het circuit aankan (zie nr. 3 onder Veiligheid).
2) Voorkom plaatsing van de meter in gebieden waar trillin-
gen, stof of vuil aanwezig zijn. Bewaar de meter niet op
erg warme, vochtige of natte plekken. Deze meter is een
gevoelig meetinstrument en moet met dezelfde zorg als
andere elektrische en elektronische instrumenten worden
behandeld.
3) Het gebruik van de meter op plaatsen met een sterk magne-
tisch veld kan tot onnauwkeurige waarden leiden.
4) Dompel de meter nooit onder in water of oplosmiddelen.
Reinig de behuizing met een vochtige doek met een klein
beetje mild reinigingsmiddel.
Vertrouwd raken met het instrument:
Symbooldefi nities:
28