7.3 Meldingen over de bedrijfsstatus
7.3.1 Lichtdiode
De lichtdiode brandt niet.
De lichtdiode brandt constant.
De lichtdiode knippert.
nl
7.3.2 Laserstraal
De laserstraal knippert twee keer om de 10 seconden.
De laserstraal knippert met een hoge frequentie.
8. Controleren
8.1 Controleren van de verticale loodstraal
1. Breng in een hoge ruimte een markering (een kruis)
op de bodem aan (bijv. in een trappenhuis met een
hoogte van 5–10 m).
2. Zet het apparaat op een egaal en horizontaal opper-
vlak.
3. Schakel de verticale laserstraal in.
4. Plaats het apparaat met de onderste loodstraal op
het midden van het kruis.
5. Markeer het punt van de verticale loodstraal op het
plafond (Breng een stuk papier aan op het plafond).
6. Draai het apparaat 90°. De referentiestraal dient op
het midden van het kruis gericht te blijven.
7. Markeer het punt van de verticale loodstraal op het
plafond.
8. Herhaal de procedure bij een hoek van 180° en 270°.
-AANWIJZING-
De 4 resulterende punten bepalen een cirkel waarin de
snijpunten van de diagonalen d1 (1–3) en d2 (2–4) het
precieze loodpunt markeren.
Berekening van de nauwkeurigheid:
10
Resultaat=
Hoogte vertrek
[m]
30
Resultaat=
Hoogte vertrek
[ft]
46
Printed: 07.07.2013 | Doc-Nr: PUB / 5070096 / 000 / 00
(d1 + d2) [mm]
✕
(1) of het
4
(d1 + d2) [inch]
✕
(2)
4
Het apparaat is uitgeschakeld.
●
De batterijen zijn leeg.
●
De batterijen zijn verkeerd geplaatst.
●
De laserstraal is ingeschakeld. Het apparaat is in
●
gebruik.
De batterijen zijn bijna leeg.
●
De temperatuur bij het apparaat is hoger dan 40 °C
●
(104 °F) of lager dan –10 °C (14 °F). (De laserstraal
brandt niet.)
De batterijen zijn bijna leeg.
●
Het apparaat is dichtgeklapt.
●
De pendel is geblokkeerd.
●
Het apparaat kan zichzelf niet nivelleren.
●
Het resultaat van de formule heeft betrekking op een
nauwkeurigheid in "mm op 10 m" (Formule (1)). Dit
resultaat dient binnen de specificatie voor het appa-
raat te liggen (3 mm op 10 m).
8.2 Controleren van de frontstraal en/of de gebo-
gen laserstraal op hoogteafwijking
1. Plaats het apparaat op een egaal en horizontaal vlak,
ca. 20 cm van de wand (A) verwijderd, en richt de
laserstraal op de wand (A).
2. Markeer het centrum (1) van de laserstraal met een
kruis op de wand (A).
3. Draai het apparaat 180° en markeer het centrum (2)
van de laserstraal met een kruis op de tegenover-
liggende wand (B).
4. Plaats het apparaat op een egaal en horizontaal vlak,
ca. 20 cm van de wand (B) verwijderd, en richt de
laserstraal op de wand (B).
5. Markeer het centrum (3) van de laserstraal met een
kruis op de wand (B).
6. Draai het apparaat 180° en markeer het centrum (4)
van de laserstraal met een kruis op de tegenover-
liggende wand (A).
Berekening van de nauwkeurigheid:
1. Meet de afstand d1 tussen 1 en 4, en d2 tussen 2
en 3.
2. Markeer het middelpunt van d1 en d2.
– Wanneer de referentiepunten 1 en 3 zich aan ver-
schillende kanten van het middelpunt bevinden (zie
voorbeeld), trek dan d2 van d1 af.