Bij verbinding van brandstofleidingen met een brandstofslang
moeten de brandstofleidingen altijd stotend worden gemon-
teerd. Zo wordt nadelige blaasvorming voorkomen
Juiste aanleg van leidingen
Verkeerde aanleg van leidingen
(blaasvorming)
Inbouw van de doseerpomp
De doseerpomp altijd met de perszijde (stroomrichting) naar
boven oplopend inbouwen.
Doseerpomp tegen verwarming (bedrijfstemperatuur
max. 40 °C) beschermen, daarom niet in de buurt van uitlaten
en afvoerbuizen monteren.
Inbouwplaats van de doseerpomp
Toelaatbare zuig- en drukhoogte van de doseerpomp
a
b
Drukhoogte van de voertuigtank naar de
doseerpomp:
Zuighoogte bij drukloze voertuigtank:
Zuighoogte bij een voertuigtank, waarbij
bij afname onderdruk ontstaat (klep met
0,03 bar in de tanksluiting):
Drukhoogte van de doseerpomp naar het
verwarmingstoestel:
c
a = max. 1500 mm
b = max. 1000 mm
b = max. 400 mm
c = max. 2000 mm
Bevestiging van de doseerpomp
De doseerpomp (27) op een geschikte plaats aan het voertuig
met hoek (28) en houder (29) – in de levering inbegrepen –
bevestigen.
90°
Toestel en doseerpomp met brandstofleiding verbinden
Boorgat voor de doorvoer van de brandstofleiding (in de
geluidwerende slang) en van de aansluitkabel van de do-
seerpomp op geschikte plaats op de vloer van het voertuig
markeren.
Vóór het boren altijd letten op erachter liggende resp.
blind gelegde kabels, gasleidingen, chassisdelen en
dergelijke!
Vervolgens de snijvlakken bij de openingen in de voertuigvloer
verzegelen met tectyl.
De brandstofleiding en aansluitkabel van de doseerpomp zo
aanleggen, dat deze niet kunnen schuren. Breng bovendien
aan scherpe hoeken bijv. bij doorvoeropeningen van metalen
wanden doorvoertulen of hoekbeschermprofielen aan.
De brandstofleiding perszijde in de bijgevoegde geluidwe-
rende slang van schuimrubber aanbrengen.
Als de brandstofleidingen tegen delen van het voertuig
liggen of de kabelbinders te vast zijn aangetrokken, leidt
dit tot overdracht van geluiden van de doseerpomp (klakken).
De brandstofleiding (in de geluidwerende slang) met het toe-
stel en de doseerpomp verbinden, zoals aangegeven op de te-
kening. De geluidwerende slang samen met de aansluitkabel
aan het voertuig bevestigen met slanghouders (art.-nr. 34020-
76000) of losjes met kabelbinders (ca. om de 50 cm).
35
33
34
27
37
30 = Brandstofaansluiting - toestel
31 = Brandstofslang 90° bocht
32 = Brandstofleiding, binnendoorsnede 2 mm (persleiding)
33 = Geluidwerende slang van schuimrubber
34 = Brandstofslang
35 = Klemmen
36 = Aansluitkabel doseerpomp
37 = Zuigleiding die van de brandstofvoorziening van het
voertuig komt
28
27
29
36
30
31
32
35
47