B Montagevoorschrift – 8 Montage
8.5 Montageplaats
Om op een juiste wijze te kunnen functioneren dient
de thermostaat op een hiervoor geschikte plaats
gemonteerd te worden. De beste plaats is meestal de
binnenmuur van de woonkamer op een hoogte van
ca. 1,5 m. Om de circulerende lucht in de kamer te
kunnen meten, moet de kamerthermostaat niet achter
meubels, gordijnen of andere stofferingen gemonteerd
worden.
De montageplek dient zó gekozen te worden dat de
thermostaat niet beïnvloed wordt door tocht van een
deur of raam, directe zonnestraling of andere warmte-
bronnen (zoals radiator, schoorsteen, televisie). In de
kamer waar de kamerthermostaat is aangebracht
dienen alle radiatorkranen altijd volledig geopend te
zijn.
(Fig. 7)
8.6 Montage volgorde
De elektrische bedrading naar het verwarmingstoestel
dient aangebracht te zijn, voordat de montageplaat
aangebracht wordt. Bevestiging:
a) Door een schroevedraaier in de bevestigingsnokken
te steken, wordt de kamerthermostaat (afb. 7.8)
losgenomen van de grondplaat.
b) Vervolgens twee gaten (Ø 6 mm) volgens afb. 8.10
boren en de meegeleverde pluggen aanbrengen.
c) De montageplaat m.b.v. de meegeleverde
schroeven op de muur bevestigen.
NL
71