7.
Draairichting van de pomp: verwijder de bovenk-
ant van de pompbehuizing (als u een beluchter van
de J-serie hebt) door de drie schroeven te verwij-
deren waarmee hij aan de onderkant van de pomp-
behuizing vastzit. Wanneer u omlaag kijkt naar de
propeller/rotor, is de draairichting van de pomp
rechtsom. Schakel de stroomtoevoer naar het be-
dieningspaneel in. Schakel de 15 A-stroomonder-
breker van het bedieningspaneel en de starter van
de motor in.
8.
Zet de schakelaar Hand-Off-Auto kortstondig op
Hand. Hierdoor wordt de beluchter ingeschakeld.
Laat de beluchter niet langer dan enkele secon-
den buiten het water draaien. Als de draairicht-
ing niet juist is: koppel de stroomtoevoer los
van het bedieningspaneel en blokkeer deze. Ruil
twee willekeurige draden van het netsnoer van
de beluchter in het paneel om. Hierdoor wordt de
draairichting van de motor omgedraaid. Schakel de
stroomtoevoer weer in en controleer of de draair-
ichting rechtsom is.
9.
Koppel nadat u de draairichting hebt gecon-
troleerd, de stroomtoevoer opnieuw los en blok-
keer deze. Herinstalleer vervolgens de bovenkant
van de pompbehuizing. Laat de beluchter buiten
het water nogmaals kortstondig draaien om te
controleren of de behuizing juist op zijn plaats zit.
Schakel de stroomtoevoer opnieuw uit en blokkeer
deze en ga door met de installatie van de beluchter
zoals in de bijgeleverde gebruikershandleiding
wordt beschreven.
Noteer de volgende gegevens terwijl de unit in het
water onder belasting draait:
Spanning:
L1-L2 ____________
L1-L3 ____________
L2-L3 ____________
De stroomonbalans bij volledige belasting mag niet
hoger zijn dan 5%
10
Ampèrewaarde:
L1_______________
L2_______________
L3_______________
Installatieinstructies
STAP 1
Breng de unit met de kabels op de gewenste plaats in de
vijver/het meer aan (maak het snoer bij de krachtbron vast
om te voorkomen dat dit in het water wordt getrokken).
Maak de kabels op zodanige manier in de bodem of op de
oever vast dat zij geen speling hebben, maar ook niet te
strak staan. Om verdraaiing van de unit door wringkracht
tegen te gaan, hoort u de verankering voor elke m diepte
ten minste 3 m van het drijfl ichaam te plaatsen (bijv.: in
een 3 m diepe vijver hoort de horizontale afstand tussen
de verankering en het drijfl ichaam ten minste 9 m te
bedragen). Om verwijdering te vergemakkelijken, is het
wellicht verstandig om ten minste één verankering zodanig
aan te brengen dat deze vanaf de oever bereikbaar is (net
onder het wateroppervlak).
Juiste verankering
Onjuiste verankering
STAP 2 (ALTERNATIEVE INSTALLATIE)
In vijvers met een sterk variërend waterpeil is het wellicht
nodig een klein gewicht (een 30 cm lange gegalvaniseerde
buis met een doorsnede van 2,54 cm werkt goed) op het
middelpunt van de kabels aan te brengen om deze strak
te trekken wanneer het waterpeil daalt. Dit gewicht moet
licht genoeg zijn om de unit in staat te stellen om met het
waterpeil te stijgen. Dit kan de kabels ook verder onder het
wateroppervlak trekken om ze te verbergen.
Verankeringskabel
Secundair gewicht
Stroomsnoer
Laag waterpeil
Hoog waterpeil
Kasco-stroomkastje
Power Cord