3.- Om een aangepaste en veilige werking te bekomen moet
men het apparaat om een redelijke afstand plaatsen van
muren en ontvlambare produkten.
4.- Laat een ruimte van tenminste 31 cm (12 duim) rond de
afvoerzone aan de voorkant om een juiste en veilige
werking te bevorderen.
5.- Trek nooit aan het elektrische snoer om letsels en schade te
voorkomen.
!
1.- Plaats de eenheid op een aangepaste hoogte op een basis
in een zone die is geschikt om te werken. Men moet tijdens
de plaatsing evalueren of het apparaat of de inhoud per
ongeluk zouden kunnen vallen en of de basis voldoende
sterk is om het gewicht van het toestel te kunnen dragen.
2.- Nooit voorwerpen op de droogmachine plaatsen; daardoor
kan deze beschadigd raken of u kunt persoonlijke
verwondingen oplopen.
3.- Wanneer men de eenheid voor de inbedrijfstelling gaat
installeren, dan moet men er zeker van zijn dat die niet op
het elektrische net is aangesloten. Men zou immers
persoonlijke letsels kunnen veroorzaken.
4.- De eenheid is niet waterdicht. Voor een veilige en
aangepaste werking moet men de machine in een ruimte
plaatsen waar de omgevingstemperatuur tenminste 21 ºC
(70 ºF) en maximum 29 ºC (85 ºF) bedraagt.
5.- Plaats de Droogmachine niet in een zone die onderhevig is
aan hoge temperaturen of aan vetten van grills,
frituurpannen, enz. Een te hoge temperatuur kan schade
aan de eenheid berokkenen.
6.- Plaats de Droogmachine aan de voorkant niet in een
ongeventileerde zone.
7.- Sommige uitwendige oppervlakken kunnen warm worden.
Wees voorzichtig wanneer men deze zones aanraakt
om verwondingen te vermijden.
VOORZORGSMAATREGELEN
61