Oppervlaktemeting uitvoeren
Om een oppervlaktemeting uit te voeren, drukt u op de
stellen.
Richt het apparaat op het te meten object en druk op de meettoets.
In het display
meetoppervlak weergegeven. Als u de meettoets loslaat, wordt de meetwaarde vastgezet
(HOLD).
Sterk reflecterende of transparante oppervlakken kunnen de meting beïnvloeden.
Indien noodzakelijk het meetoppervlak afplakken met mat plakband, wachten tot het
plakband de temperatuur van het object heeft aangenomen en dan de meting
uitvoeren.
Warmtebruggen registreren
In de warmtebruggen-modus wordt de oppervlaktetemperatuur met de omgevingstemperatuur
vergeleken. Als het verschil tussen deze temperaturen te groot is, toont de led dit via het display
duidelijk aan met de kleuren groen, geel en rood, om het aanwezig zijn van een mogelijke
warmtebrug te registreren.
Om de warmtebrug-modus te activeren, drukt u op de
Richt het apparaat op het object en houd de meettoets ingedrukt. De lasercirkel toont het
geregistreerde gebied.
Het display toont de actuele temperatuur van het object
geregistreerde omgevingstemperatuur
worden de meetwaarden bevroren.
De led boven het display toont duidelijk de mogelijkheid aan van een aanwezige warmte- of
koudebrug.
Groen: Gering temperatuurverschil. Geen gevaar op een warmte- of koudebrug.
►
Geel: Middelmatig temperatuurverschil. Mogelijkheid van een warmte- of koudebrug
►
aanwezig. Herhaal de meetprocedure op een later tijdstip nogmaals om het resultaat te
verifiëren.
Rood: Hoog temperatuurverschil! Warmte- of koudebrug ontdekt! Het meetresultaat wordt
►
knipperend weergegeven om een mogelijk gevaar aan te geven.
Controleer de isolatie op de plek waar een mogelijke warmte- of koudebrug werd
geregistreerd.
wordt de geregistreerde temperatuur van het aangegeven
88
-toets om de modus in te
-toets.
naast de
. Na het loslaten van de meettoets