Tabel 2
Volgende menupunten kunnen worden geselecteerd:
Normaal
1
Normaal
Normale impulssequentie (1,5 seconden) De maximale uitgangsenergie kan worden bereikt.
De stroomspaarschakeling regelt automatisch.
SMART
2
Smart
Normale impulssequentie (1,5 seconden) Regeling via APN*
DAY MODE
3
Normale impulssequentie (1,5 seconde) overdag, langzame impulssequentie (2,0 seconden) 's
nachts. Regeling via APN*
NIGHT MODE
4
Langzame impulssequentie (2,0 seconden) overdag, normale impulssequentie (1,5 seconde) 's
nachts. Regeling via APN*
SLOW MODE
5
L angzame impulssequentie (2,0 seconden) overdag, normale impulssequentie (1,5 seconde) 's
nachts. Regeling via APN*
NIGHT-ONLY MODE
6
Geen impulsafgifte overdag, normale impulssequentie (1,5 seconde) 's nachts. Regeling via APN*
* APN (Automatic Power Niveau): De uitgangsenergie van het apparaat wordt nu bijv. op 50% ingesteld en de
werkelijke afrasteringsspanning lopend gemeten. Als de uitgangsspanning onder 5.000 V ligt of onder deze waarde zakt, regelt
het apparaat de uitgangsenergie geleidelijk verder omhoog tot de uitgangsspanning boven 5.000 V ligt of de maximale energie
van het apparaat (100%) is bereikt. Om bewaking met zo min mogelijk energieverbruik te garanderen, kan het uitgangsvermogen
ook automatisch lager worden ingesteld, als de afrasteringsspanning boven de minimale bewakingsspanning van 5.000V ligt.
Deze intelligente regelaar zorgt dat de ingestelde of minimale bewakingsspanning van 5.000V op het apparaat steeds wordt
gegarandeerd, terwijl ook de energiebehoefte van het apparaat wordt geoptimaliseerd.
POWER-regelaar:
Met de POWER-regelaar kan de uitgangsenergie tussen 50% en 100% van de maximale energie worden ingesteld. Tijdens
het instellen geven de leds voor aanduiding van de afrasteringsspanning de momenteel ingestelde waarde weer. Zo bv. duidt
1 brandende led op een uitgangsenergie van 50%, 3 brandende leds op een uitgangsenergie van 70% en 6 brandende leds
op een uitgangsenergie van 100%. Na 2 seconden valt deze weergave uit en verschijnt de laatst ingestelde uitgangsenergie weer.
5. Onderhoud
Tabel 12 (9V batterij)
Reservecapaciteit
Knipper-
groen
licht
Knipper-
rood/
5-15
%
licht
groen
Knipper-
rood
5
%
licht
Ten slotte als de batterij voor 95% is ontladen (nog slechts 5% laadcapaciteit) moet deze worden vervangen.
De batterijweergave (LED) brandt:
Tabel 13 (12V accu)
Reservecapaciteit
Knipperlicht
groen
Knipperlicht
rood/groen
20-40%
Knipperlicht
rood
0-20%
Ten slotte als de accu voor 20% is ontladen (nog slechts 80% laadcapaciteit) moet deze worden bijgeladen om volledige
ontlading te voorkomen. De accuweergave (LED2) brandt:
28
Batterij goed
15-100%
Batterij vervangen
Batterij helemaal leeg:
9V batterij meteen vervangen
Accu goed
40-100%
Accu opladen
Accu helemaal leeg, meteen
opladen
denk eraan dat deze waarde afhankelijk van temperatuur en meetafwijkingen kan variëren.
Let op!
Bij gebruik van een zonnepaneel
Batterij- of accutest alleen voor het begin van de dag uitvoeren ( zonder stroomtoevoer door zonnepaneel -
paneel afdekken)
6. Demonteren, uit elkaar nemen, opslaan en transporteren
Demonteren, uit elkaar nemen
Vóór het begin van het demonteren:
● apparaat uitschakelen.
● Alle energievoorzieningen van het apparaat loskoppelen.
● Brandstof en hulpstoffen zoals achtergelaten producten verwijderen en milieuvriendelijk afvoeren.
Vervolgens componenten en onderdelen vakkundig reinigen en onder inachtname van de geldende ongevalspreventie- en
milieubeschermingsverordeningen uit elkaar nemen.
Opslaan, transporteren
U moet erop letten dat het apparaat in uitgeschakelde toestand wordt opgeslagen en getransporteerd.
AANWIJZING!
U moet erop letten dat accu's in geventileerde en droge ruimtes worden opgeslagen.
7. Storing en reparatie
WAARSCHUWING!
Reparaties mogen uitsluitend door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd.
Gebruik uitsluitend de reserveonderdelen die door de fabrikant zijn goedgekeurd.
Technische wijzigingen voorbehouden!
Klokfrequentiebewaking
Het apparaat beschikt over een frequentiecontrole om te voorkomen dat ontoelaatbare energie aan het afrastering wordt
afgegeven of klokimpulsen uitblijven en de bewaking niet meer gegarandeerd kan worden. Als de frequentie zakt tot onder
de 1 seconde of als er binnen meer dan 5 seconden geen impulsen volgen, dan knippert de LED3 rood. Mogelijke oorzaken
zijn blikseminslag, constante vonkoverslag op het afrastering of een defect apparaat. De frequentiecontrole werkt, om een zo
groot mogelijke veiligheid te bereiken, volledig autonoom van de impulsen, wat bij bepaalde bedrijfsstanden tot een foutieve
weergave kan leiden. Als de frequentiecontrole ook na een herstart van het apparaat en in de bedrijfsstand „Normaal" een
fout aangeeft, dan moet het apparaat voor reparatie naar ons worden verzonden.
De CONTROL LED (LED1) brandt groen, als het apparaat storingsvrij is. Als de led rood brandt, is er een fout opgetreden.
Tabel 14
Fout
Led
Batterij onder 15% capaciteit LED knippert afwisselend rood/groen
Batterij onder 5% capaciteit
LED knippert rood
Accu onder 40% capaciteit
LED2 knippert afwisselend rood/groen
Accu onder 20% capaciteit
LED2 knippert rood
niet alle leds van de spanningsweergave van het afraste-
Bewakingsspanning te laag
ring branden groen
Overwoekering, kortsluiting
niet alle leds van de argutectorweergave branden groen
aan het afrastering
ranger AN2000, ranger AN3000, ranger AN4800
Oplossing
Batterijen vervangen
Batterijen vervangen
Accu opladen
Accu opladen
Stand Normaal instellen
afrastering van geleidende fac-
toren (begroeiing, kortsluiting,
etc.) bevrijden
29