Functietest met gas (Bumptest) uit-
voeren
Testgascilinder voorbereiden; daarbij moet het debiet
0,5 L/min bedragen en de gasconcentratie hoger zijn
dan de te testen alarmdrempelconcentratie.
Sluit de testgascilinder aan op de kalibratiecradle (be-
stelnr. 83 18 752).
VOORZICHTIG
Adem het testgas nooit in. Gevaar voor uw gezondheid!
Volg de gevareninstructies van de betreffende veiligheid-
sinformatiebladen op.
Schakel het apparaat in en plaats deze in de kalibratie-
cradle – druk het omlaag totdat het vastklikt.
Open de klep van de testgascilinder, zodat gas over de
sensoren stroomt.
Wacht totdat het apparaat de testgasconcentratie met
voldoende tolerantie weergeeft –
1)
bijv: 40 %LEL ... 74 %LEL
1)
O
: 17,4 vol.-% ... 18,6 vol.-%
2
1)
H
S: 12 ppm ... 18 ppm
2
1)
CO: 40 ppm ... 60 ppm.
Afhankelijk van de testgasconcentratie toont het appa-
raat bij overschrijding van de alarmdrempels de gascon-
centratie afwisselend met » A1 « of » A2 «.
Sluit de klep van de testgascilinder en verwijder het ap-
paraat uit de kalibratiecradle.
Wanneer de indicaties niet in de bovenvermelde berei-
ken liggen:
Laat het apparaat door onderhoudspersoneel kalibre-
ren.
Kalibrering
Apparaten- en kanaalfouten kunnen ertoe leiden dat
kalibrering niet mogelijk is.
Verse lucht kalibratie uitvoeren
Kalibreer het apparaat met verse lucht, vrij van meetgas-
sen of andere storende gassen. Bij de verse lucht kalibra-
tie wordt het nulpunt van alle sensoren (met uitzondering
van de DrägerSensor XXS O
) op 0 gezet. Bij de Dräger-
2
Sensor XXS O
wordt de weergave op 20,9 Vol.-% gezet.
2
____________
1) Bij opgave van het Dräger-menggas (bestelnr. 68 11 130) moeten de
indicaties in dit bereik liggen. Afwijkende concentraties kunnen met de
bijbehorende software Dräger CC-Vision worden ingesteld.
Apparaat inschakelen.
[ + ]-toets indrukken en 5 seconden ingedrukt houden,
wachtwoord opgeven (wachtwoord bij levering = 001),
het symbool voor verselucht-kalibrering »
schijnt.
[OK]-toets indrukken om de verse-luchtkalibreerfunctie
te starten.
– De meetwaarden knipperen.
Wanneer de meetwaarden stabiel zijn:
[OK]-toets indrukken om de verse lucht kalibratie te
starten.
Als de kalibratie is afgesloten:
– Afwisselend worden de huidige gasconcentratie en
» OK « weergegeven.
[OK]-toets indrukken om de kalibreerfunctie te verlaten
of ca. 5 seconden wachten. Twee keer op de [ + ]-toets
drukken om terug te gaan naar de meetmodus.
Als een storing is opgetreden tijdens de verse lucht ka-
libratie.
– Het storingssignaal »
« verschijnt en in plaats van de
meetwaarde wordt voor de betreffende sensor
»
« weergegeven. In dat geval moet de verse
lucht kalibratie worden herhaald. Laat de sensor even-
tueel door gekwalificeerd personeel onderhouden.
Gevoeligheid voor een afzonderlijk
meetkanaal kalibreren/instellen
– De kalibrering/instelling van de gevoeligheid kan selec-
tief voor afzonderlijke sensoren worden uitgevoerd.
– Bij kalibrering/instelling van de gevoeligheid wordt de
gevoeligheid van de gekozen sensor ingesteld op de
waarde van het gebruikte testgas.
– In de handel verkrijgbaar testgas gebruiken.
Toegestane concentratie van het testgas:
Ex:
40 tot 100 % LEL
O
10 tot 25 vol.-%
2
CO: 20 tot 999 ppm
H
S: 5 tot 99 ppm
2
Sluit de testgascilinder aan op de kalibreer-cradle.
Leid het testgas naar een afzuiging of naar buiten (sluit
de slang aan op de tweede aansluiting van de kalibreer-
cradle).
VOORZICHTIG
Adem het testgas nooit in. Gevaar voor uw gezondheid!
Volg de gevareninstructies van de betreffende veiligheid-
sinformatiebladen op.
Apparaat inschakelen en in de kalibreer-cradle plaats-
en.
[ + ]-toets indrukken en 5 seconden ingedrukt houden
« ver-
om het kalibreermenu op te roepen, wachtwoord opge-
ven (wachtwoord bij levering = 001).
Met de [ + ]-toets de functie voor kalibrering/instelling
van de gevoeligheid selecteren, het symbool voor
gevoeligheidskalibrering »
[OK]-toets indrukken om de kanaalkeuze te starten.
– Het display geeft knipperend het gas van het eerste
meetkanaal aan, bijv. » Ex - %LEL «.
[OK]-toets indrukken om de kalibreerfunctie van dit
meetkanaal te starten, of met de [ + ]-toets een ander
meetkanaal selecteren (O
ppm).
– De kalibreergasconcentratie wordt aangegeven.
[OK]-toets indrukken om de kalibreergasconcentratie te
bevestigen of met de [ + ]-toets de
kalibreergasconcentratie wijzigen en afsluiten door op
de [OK]-toets te drukken.
– De meetwaarde knippert.
Open het ventiel van de testgascilinder, zodat gas met
een volumestroom van 0,5 l/min over de sensor stroomt.
– De aangegeven, knipperende meetwaarde verandert in
de waarde die hoort bij het aangevoerde testgas.
Wanneer de aangegeven meetwaarde stabiel is (na
minstens 120 seconden):
[OK]-toets indrukken om de kalibrering uit te voeren.
– Afwisselend worden de huidige gasconcentratie en
» OK « weergegeven.
[OK]-toets indrukken om de kalibrering/instelling van dit
meetkanaal te beëindigen.
– Eventueel wordt het volgende meetkanaal aangeboden
voor kalibrering.
– Na de kalibrering/instelling van het laatste meetkanaal
gaat het apparaat over naar de meetmodus.
Sluit de klep van de testgascilinder en verwijder het
apparaat uit de kalibreer-cradle.
Als er een storing is opgetreden tijdens de kalibrering/
instelling van de gevoeligheid:
– Het storingssignaal »
de meetwaarde wordt voor de betreffende sensor
»
« weergegeven.
In dat geval moet de kalibrering/instelling van de
gevoeligheid worden herhaald.
Vervang eventueel de sensor.
Aanwijzing voor de justering van het Ex-kanaal op
nonaan als meetgas:
– Bij de kalibratie van het Ex-kanaal kan als alternatief
propaan worden gebruikt als kalibratiegas.
– Bij gebruik van propaan voor de justering van het Ex-
kanaal op nonaan, moet de indicatie worden ingesteld
op het tweevoudige van de gebruikte testgasconcentra-
tie.
« knippert.
- vol.-%, H
S - ppm of CO -
2
2
« verschijnt en in plaats van
35