NL
NEDERLANDS
- Zet de versnellingshendel in zijn vrij (N).
- Trek de hendel (4) naar (A) en de bak kantelt voorover.
- Trek de hendel (4) naar (B) en de bak keert in de ruststand
terug.
LET OP: breng het voertuig langzaam tot stilstand om het
kantelen van de lading te voorkomen.
- Controleer of het laadvlak correct beladen is.
Neem het maximum draagvemogen in acht. Het
LET OP: raadpleeg voor het onderhoud van de motor de
handleiding voor gebruik en onderhoud van de motor die aan
deze handleiding bijgesloten is.
- controleer regelmatig het oliepeil in de motor en of er sprake is
van mogelijke lekkages.
- controleer altijd het luchtfiltersysteem en reinig hem indien
noodzakelijk.
- controleer regelmatig dat alle schroeven op hun plaats zitten en
aangedraaid zijn. Vervang de beschadigde of versleten onderdelen.
Controleer of de beschermingsinstallaties op correcte wijze
bevestigd zijn en of ze functioneren.
AANDRIJVING afb.4
- Controleer regelmatig of er sprake is van olielekkages in de
aandrijving en of er olie sijpelt.
Soort olie:
olie SAE 80 / 90
Inhoud:
1,5 Liter
Olie verversen:
na 50 uur
Vervolgens na elke 500 uur
Ververs de olie als de aandrijving warm is.
- Plaats een reservoir onder de dop (1).
- Verwijder de dop (1) en laat de olie helemaal weglopen.
- hermonteer de dop (1) en draai hem vast.
- Verwijder de dop (2) en voeg 1.5 lt olie toe.
- hermonteer de dop (2) en draai hem vast.
DE KOPPELING AFSTELLEN afb5 – 5A
- Koppelingkabel (D)
Als het voertuig rijdt ondanks dat de bedieningshendel
"ontkoppeld" is (A):
- draai de contramoer (2) los en draai de moer (3) vast tot de
koppeling loslaat.
- Als de rupsband slipt en het voertuig gaat niet rijden als u de
hendel (1) in de "gekoppelde" stand (B) plaatst:
- Draai de contramoer (3) los en draai de moer (2) vast tot de
koppeling correct koppelt en het voertuig begint te rijden zonder
dat de rupsband slipt, ook in het geval van zware belasting.
- aan het einde van de afstelling draai de contramoeren (2.3) aan.
DE HANDREM AFSTELLEN afb.5 – 5A
LET OP: de correcte functionering van de handrem maakt
het mogelijk het voertuig te blokkeren als u de
koppelinghendel (1) in stand (A) loslaat.
U moet de handrem op dusdanige wijze afstellen dat de rem
ontgrendeld wordt als u de koppelinghendel (1) in de stand B
koppelt zodat het voertuig kan gaan rijden.
- De bedieningskabel (C) moet vrij en dus niet aangehaald zijn
als de koppelinghendel (1) ontkoppeld is in de stand (A).
overbeladen of het gebruik van het voertuig op een steilere
helling dan toegestaan is kan schade aan het voertuig
berokkenen en stelt de operator bloot aan het gevaar voor
het kantelen van de lading.
stilstaand voertuig lossen.
PERIODIEK ONDERHOUD
- Als de koppelinghendel (1) "gekoppeld" (B) is dan moet de
bedieningskabel (C) aangetrokken zijn zodat de rem ontgrendeld
wordt.
Voer de volgende procedure uit om de kabel af te stellen:
- de kabel verlengen: draai de contramoer (5) los en draai de
moer (4) vast.
- de kabel inkorten: draai de contramoer (4) los en draai de moer
(5) vast.
De veer van de rem (6) moet opgespannen zijn als de
koppelinghendel "ontkoppeld" (A) is en dus als het voertuig gestopt
is. De correcte spanning komt overeen met een afstand tussen
de ringen van 2mm.
Draai de contramoeren aan als u de rem afgesteld heeft.
LET OP: Controleer als u de rem afgesteld heeft of hij correct
functioneert. Als de rem niet correct functioneert dan moet u de
remklauwem vervangen.
DE STUURHENDELS AFSTELLEN afb.6
- Controleer of de stuurhendel (3) een speling van 5 tot 10 mm
heeft.
- De hendel afstellen: draai de contramoer (1) los en draai de
stelschroef (2) los of vast tot u de hendel correct afgesteld heeft.
- Draai de contramoer (1) vast als u de hendel afgesteld heeft.
Draai de contramoeren aan als u de hendels afgesteld heeft.
DE SPANNING VAN DE RUPSBAND AFSTELLEN
afb.8A - B en C
de afstelling uitvoert.
- Afb.8/A de spanning van de rupsband controleren: druk aan de
bovenkant op het midden van de rupsband met een kracht van
ongeveer 5kg. De druk moet de rupsband op het drukpunt 8 tot
10 mm indrukken.
- Voer de volgende procedure uit als u de spanning van de rupsband
moet afstellen (zie afb. 8-B):
a) Als de hoogte van de rupsband groter is dan 8 ± 10mm.:
- draai de contramoeren (1) van de spanners (2) los.
- draai de schroeven (2 afb. 8/C) in gelijke mate aan (zodat het
spanwiel van de rupsband met de wagen uitgelijnd blijft) tot de
rupsband op correcte wijze opgespannen is.
b) Als de hoogte van de rupsband kleiner is dan 8± ± 10mm.:
- draai de contramoeren (1) van de spanners (2) los.
- Draai de schroeven (2 afb. 8/C) in gelijke mate aan (zodat het
spanwiel van de rupsband met de wagen uitgelijnd blijft) tot de
rupsband op correcte wijze opgespannen is.
- verplaats het voertuig voor- en achteruit om de rupsband te
stabiliseren.
46
LET OP: om uw veiligheid te garanderen moet u
de lading altijd op horizontale ondergronden bij
LET OP: parkeer het voertuig op een vlakke en veilige
ondergrond alvorens u de controle en eventueel