4. Sluit de zwarte testdraad aan op de massa of op de minklem van de accu en
de rode testdraad op de laagspanningsklem van de wisselstroomdynamo of op de
minklem van de bobine.
5. Start de motor, de waarde wordt weergegeven op het beeldscherm.
N.B.:
1. De ingangsspanning moet tussen 3 V piek en 50 V piek liggen. Als de spanning te
laag is, kan de meting niet uitgevoerd worden.
2. De stabiliteit van de waarde neemt af als de draaisnelheid van de motor te laag is.
3. De polariteit van de ingangsspanning moet correct zijn, omdat de meting anders
niet uitgevoerd kan worden.
Meting van het motortoerental
1. Sluit de zwarte testdraad aan op de klem "COM" en de rode testdraad op de klem
"
". (N.B.: De polariteit van de rode testdraad is plus "+").
2. Plaats de keuzeschakelaar voor de groep op
3. Druk op de toets "SELECT" totdat het aantal cilinders van de te testen motor verschijnt.
4. Sluit de zwarte testdraad aan op de massa of op de minklem van de accu en de rode
testdraad op de laagspanningsklem van de wisselstroomdynamo of op de minklem van
de bobine.
5. Start de motor, de waarde wordt weergegeven op het beeldscherm.
N.B.: 1. De ingangsspanning moet tussen 3 V piek en 50 V piek liggen. Als de spanning
te laag is, kan de meting niet uitgevoerd worden.
2. Het meetbereik van het apparaat ligt tussen 250 tr/min en 40000 tr/min. Als
de draaisnelheid van de motor buiten dit bereik ligt, zal de meting niet juist zijn.
Om een draaisnelheid buiten dit bereik te kennen, kunt u de ontstekingsfrequentie meten en vervolgens de draaisnelheid bepalen door
middel van de volgende formule: N = 120 F/C
Waarbij N de draaisnelheid is (eenheid: tr/min), F de ontstekingsfrequentie (eenheid: Hz), C het aantal cilinders.
3. De polariteit van de ingangsspanning moet correct zijn, omdat de meting anders niet uitgevoerd kan worden.
Meting van de interne weerstand van de accu van het voertuig
N.B.: Maak uitsluitend gebruik van de meetmethode met 4 draden voor het uitvoeren van deze meting. Controleer of de aansluitingen in orde zijn.
Waarschuwing:
1. Om het apparaat niet te beschadigen, moet u dit niet gebruiken voor het meten van de interne weerstand van de accu van een voertuig
indien de spanning van de accu hoger is dan 36 V.
2. Om de accu niet te beschadigen, moeten de klemmen van de accu tijdens het aansluiten geen kortsluiting maken.
3. Om meetfouten veroorzaakt door de testdraden te voorkomen, moet u controleren of de weerstand van iedere testdraad (met klem)
lager is dan 50 Ω. (Eén tang voor twee testdraden)
4. Controleer de zekering van het apparaat alvorens de meting uit te voeren.
Meetprocedure:
1. Plaats de keuzeschakelaar voor de groep op Bat. mΩ.
2. Zie Figuur 8, voer de twee rode testdraden in de twee klemmen "
3. Verwijder de laag oxidatie van het oppervlak van de accuklemmen.
Plaats de rode klem op de plusklem van de accu en de zwarte op de minklem (Figuur 8).
N.B.: Voor een nauwkeurige meting mogen de klauwen van de klemmen niet rechtstreeks met elkaar in contact komen (Figuur 8).
4. Druk op de toets "TEST" : de icoon "
weerstand bezig is. De waarde wordt weergegeven op het beeldscherm.
Als de interne weerstand hoger is dan 4000 mΩ, klinkt het geluidssignaal.
(draaisnelheid)
.
" in en de twee zwarte testdraden in de twee klemmen "
" wordt weergegeven op het beeldscherm en geeft aan dat de meting van de interne
55
Bobine
Masse
Figuur 6
Bobine
Masse
Figuur 7
".