Nederlands
5.
Bediening
Filter plaatsen (⌦E)
1. Plaats de filter zo mogelijk waterpas op een stabiele ondergrond in de vijver, zodat er ten minste 20
cm water boven het filterhuis aanwezig is. Overschrijd de maximale dompeldiepte onder water niet
(zie de Technische gegevens).
‧ Leg het filter niet in de modderige bodem.
‧ Let erop dat de aanzuigopeningen van het filterhuis open zijn. Open de aanzuigopeningen met de
schuif (⌦K).
‧ Het filter heeft nog steeds eigen drijfvermogen nadat het in de vijver is geplaatst. Belast het filter met
een paar stenen.
Filter aanpassen/uitbreiden (⌦J)
Om de levensduur van het filter te verlengen, kan het filteroppervlak worden uitgebreid door extra modules toe
te voegen. Door behuizingdelen om te zetten kan het filter individueel worden aangepast aan de omstandighe-
den in de vijver.
1. Druk op de vergrendelingen (⌦H1) en scheid de filterbehuizingen van elkaar (⌦H2).
2. Verwijder het deksel van de gewenste filterbehuizing (⌦I).
3. Steek de filterbehuizing tot aan de vergrendeling op de filterbehuizing.
‧ Zorg ervoor dat de aanzuigopeningen van het filterhuis naar boven wijzen.
‧ Let bij een verlengd filter op het hogere gewicht en de gewijzigde gewichtsverdeling - houd het filter
vast aan de greep en aan de langste zijde (⌦L).
De pomp inschakelen
Voorzichtig! Risico op materiële schade.
▶ De pomp mag nooit drooglopen.
1. Trek de telescoopbuis ① tot de gewenste lengte uit (⌦G).
2. Lijn de telescoopbuis met het kogelscharnier ③ verticaal uit.
3. Waterspel BUBBLE: Trek het inzetstuk ② uit de spuitmond tot het waterspel de gewenste vorm
heeft.
4. Steek de stekker in het stopcontact. Let op: de pomp begint onmiddellijk te lopen!
De waterverdeling instellen
1. Regel de waterhoeveelheid voor het waterspel met de draaikraan 1 ① (⌦F).
2. Regel de waterhoeveelheid voor de slangaansluiting met de draaikraan 2 ②.
De pomp uitschakelen
1. Trek de stekker uit het stopcontact.
58