6
Voor de inbedrijfstelling
6.1
Vóór eerste inbedrijfstelling
Documententas volgens de bijgevoegde handleiding
bevestigen aan de achterruit.
6.2
Tanken
Gevaar
Explosiegevaar!
– Niet in gesloten ruimtes tanken.
– Roken en open vuur is verboden.
– Let erop dat er geen brandstof op hete oppervlakken
komt.
Motor uitzetten.
Tankdop openen.
Diesel tanken.
Uitsluitend de in de gebruiksaanwijzing aangegeven
brandstof mag worden gebruikt.
Pistool van brandstofvulslang zo ver mogelijk in de vul-
pijp stoppen. Zodra het volgens voorschrift gebruikte
pistool van de brandstofvulslang voor de eerste keer af-
slaat, dan niet meer verder tanken.
Overgelopen brandstof wegvegen en vuldop van
brandstoftank sluiten.
6.2.1
Tanken met jerrycan
– Hoeveelheid brandstof van te voren schatten, om over-
lopen te verhinderen.
6.3
Ruitensproei-inrichting vullen
Alleen apparaat met bestuurderscabine
1 Reservoir ruitensproei-inrichting
2 Deksel
Deksel verwijderen.
Vloeistof vullen.
Deksel sluiten.
6.4
Chauffeursstoel instellen
GEVAAR
Ongevalgevaar. Bestuurdersstoel niet instellen tijdens de
rit.
6.4.1
Standaardstoel
1 Hefboom stoelverstelling
2 Draaigreep vering
3 Verstelling rugleuning
4 Weergave veerinstelling
5 Instelwiel hoogte armleuning
Op de chauffeursstoel plaatsnemen.
Hendel stoelverstelling naar boven trekken en stoel in
de gewenste positie verschuiven.
Hendel stoelverstelling loslaten en stoel inklikken.
Helling van de rugleuning instellen met de draaigreep
Helling rugleuning.
Hoogte van de armleuningen instellen aan de instelwielen.
Draaigreep Vering zodanig instellen dat de wijzer van
de weergave Vering in het groene veld staat.
6.4.2
Comfortstoel (optioneel)
1
2
1 Hefboom stoelverstelling
2 Hoogteverstelling
Om te verlagen: knop uittrekken
Om te verhogen: knop indrukken (bij draaiende motor)
3 Verstelling rugleuning
4 Veiligheidsgordel
De demping van de bestuurderstoel gebeurt automa-
tisch.
14
-
NL
4
3
161