3 Plaatsing en installatie
3‒35 Aansluiting warmtepomp-buitenunit
INFORMATIE
Als de warmtepomp-buitenunit wordt uitgeschakeld via een
door het energiebedrijf voorgeschreven circuit, wordt de
binnenunit niet uitgeschakeld.
3.7.6
Buitentemperatuursensor (optioneel)
aansluiten
De
warmtepomp-buitenunit
buitentemperatuursensor die voor de door het weer geleide
aanvoertemperatuurregeling met vorstbeschermingsfunctie wordt
gebruikt. Met de optionele buitentemperatuursensor kan de door het
weer geleide aanvoertemperatuurregeling nog geoptimaliseerd
worden.
▪ Montageplek ongeveer op een derde van de hoogte van het
gebouw (minimale afstand vanaf de grond: 2 m) aan de koudste
kant van het gebouw (noorden of noordoosten) kiezen. Hierbij de
nabijheid
van
externe
luchtschachten) en directe zonlicht uitsluiten.
▪ Buitentemperatuursensor zo aanbrengen dat de kabeluitgang
naar beneden is gericht (voorkomt het binnendringen van vocht).
VOORZICHTIG
Het parallel leggen van de sensor- en netkabel in een
installatiebuis kan aanzienlijke storingen veroorzaken in de
normale werking van de binnenunit.
▪ De sensorleiding moet altijd apart worden gelegd.
1 Buitentemperatuursensor
sensorkabel (minimale diameter 1 mm
2 Sensorkabel naar de binnenunit leggen.
3 Installatiestappen in
"3.7.4 Algemene informatie over de
aansluiting" [ 4 137] volgen.
elektrische
4 Sensorkabel
aansluiten
"3.7.2 Positie van de schakelprintplaten en
5 In
de
regeling
RoCon+
[Buitentemperatuursensor] op 'Aan' instellen [→ Hoofdmenu
→ Configuratie → Sensoren].
3.7.7
Extern schakelcontact
Door het aansluiten van een extern schakelcontact
Aansluiting EXT-schakelcontact"
de binnenunit worden omgeschakeld.
Door een veranderende weerstandswaarde wordt de huidige
bedrijfsmodus gewijzigd
("
analyse van het EXT-signaal"
bedrijfsmodus werkt alleen zolang het externe schakelcontact
gesloten is.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
138
heeft
een
geïntegreerde
warmtebronnen
(schoorstenen,
aansluiten
op
tweedraads
2
).
op
klemmenstrook
XTA1
klemrails" [ 4 137]).
HP1
de
parameter
(" 3‒36
[ 4 138]) kan de bedrijfsmodus van
3‒2 Weerstandswaarden voor de
[ 4 138]). De omschakeling van de
De bedrijfsmodus beïnvloedt het directe circuit van de binnenunit en
alle andere verwarmingscircuits die optioneel op deze unit zijn
aangesloten.
Als speciale functies zoals 'Handmatig' zijn geactiveerd, wordt de
ingang niet geëvalueerd.
3‒36 Aansluiting EXT-schakelcontact
3‒2 Weerstandswaarden voor de analyse van het EXT-signaal
Bedrijfsmodus
Stand-by
Verwarmen
Verlagen
Zomer
Automatisch 1
Automatisch 2
INFORMATIE
Bij weerstandswaarden groter dan de waarde voor
'Automatisch 2', wordt de ingang genegeerd.
INFORMATIE
Door de in de regeling RoCon+ HP1 geïntegreerde functie
[Verwarmingsondersteuning
gebruiksaanwijzing voor de regeling) is het niet nodig om
de EXT-aansluiting te verbinden met de aansluiting van het
branderafsluitcontact van het zonnesysteem.
3.7.8
Externe warmtevraag (EBA)
Door het EBA-schakelcontact aan te sluiten op de binnenunit
3‒37 Aansluiting
EBA-schakelcontact"
overeenkomstige parametrering in de regeling ervan RoCon+ HP1,
kan via een extern schakelcontact een warmtevraag worden
gegenereerd. Als het schakelcontact wordt gesloten, schakelt de
binnenunit naar de verwarmingsmodus. De aanvoertemperatuur
wordt geregeld naar de temperatuur die in de parameter
[Aanvoertemp. modus verwarmen] is ingesteld, [→ Hoofdmenu
→ Configuratie → Verwarmen].
(zie
Het EBA-schakelcontact heeft voorrang voor een verzoek door de
kamerthermostaat.
Bij koelwerking, stand-by, handbediening en zomermodus wordt het
schakelcontact niet geanalyseerd. Bovendien wordt er geen
rekening gehouden met de verwarmingsgrenzen.
3‒37 Aansluiting EBA-schakelcontact
Weerstand R
Tolerantie
V
<680Ω
±5%
1200Ω
1800Ω
2700Ω
4700Ω
8200Ω
(HZU)]
(zie
[ 4
138])
en
Daikin Altherma EHS(X/H)(B)-D
Daikin Altherma 3 R ECH₂O
008.1451099_00 – 07/2020
de
("
de