Het koolmonoxidekanaal van het instrument is uitgerust met inwendige en uitwendige filters.
Het doel van deze filters is het beschermen van de CO-sensor tegen zure gassen (H
SO
, enz.) en tegen de koolwaterstoffen die door het instrument gemeten moeten worden,
2
waaronder het kalibratiegas isobutyleen. Bij normaal gebruik zal een tussenkomend signaal
voor kalibratie of gevoeliheidscontrole van het instrument niet waarneembaar zijn op het
CO-kanaal. Blootstelling aan grote hoeveelheden van bepaalde koolwaterstoffen (gedurende
langere tijd of in hoge concentraties) kan echter de werking van het filter teniet doen en
signalen op het CO-kanaal veroorzaken. Onder normale omstandigheden zal het filter nadat
de blootstelling aan koolwaterstoffen is gestopt, de opgenomen koolwaterstoffen zo lang-
zaam vrijgeven dat dit geen signaal op het CO-kanaal veroorzaakt. Bij gebruik in een om-
geving met een hoge temperatuur (>40°C), gaat de afgifte echter sneller en kan het zijn dat
er valse signalen worden waargenomen op het CO-kanaal vanwege de afgifte van eerder
geabsorbeerde koolwaterstoffen. In dat geval kan het nodig zijn de CO-sensor te vervangen.
Tabel 12. ZWAVELWATERSTOF (alleen voor betreffende modellen) –
Gangbare specificaties
BEREIK
GEVOELIGHEID
REPRODUCEERBAARHEID**
RESPONSIETIJD
* Zie tabel 5, Specificaties van instrument, OPMERKING
** Zie tabel 14, Gangbare specificaties van PID, OPMERKING
200 ppm H
S
2
1 ppm H
S, voor 3 tot 200 ppm H
2
Meetwaarde ± 2 ppm H
het grootst is; 0 tot 100 ppm H
(normaal temperatuurbereik*)
Meetwaarde ± 5 ppm H
het grootst is (uitgebreid temperatuurbereik*)
90% van uiteindelijke meetwaarde in 50 seconden
met monsternameslang en meetsonde
(normaal temperatuurbereik*)
Specificaties
S
2
S of 10%, welke van de twee
2
S ±15% > 100 ppm H
2
S of 20%, welke van de twee
2
8
S,
2
S
2
53