5.6 Invalszagen
Gevaar
Terugslaggevaar bij invalszagen!
Voor het invallen leg de machine
met de achterste kant van de
grondplaat aan een aan het
werkstuk bevestigde aanslag aan.
Houdt bij het invallen de machine
aan de handgrendel goed vast en
schuif ze iets naar voren!
Druk op de drukknop 12 (afb. 1) en zet met de
invalhendel 13 (afb. 1) de machine in de
bovenste stand.
Met de intrekhendel 16 (afb. 1) opent u de
beweeglijke beschermkap volledig zodat de
machine op het te bewerken werkstuk kan
worden geplaatst. Het zaagblad bevindt zich nu
vrij boven het materiaal en kan voor het snijden
uitgericht worden.
Schakel de machine in en duw de invalhendel
13 (afb. 1) naar beneden. Daarmee valt het
zaagblad verticaal in het werkstuk. Daarbij kan
de invaldiepte op de schaal 14 (afb. 1)
afgelezen worden. Het spouwmes zwenkt bij het
invalsproces naar boven weg. Zodra bij het
vooruit bewegen van de machine de spleet
achter het zaagblad vrij komt, keert het
spouwmes in zijn normale stand terug.
Bij herhaaldelijk invalszagen met
dezelfde diepte kan de diepgang
vooringesteld worden.
Hiervoor gaat u op de volgende manier te werk:
Stel de machine op de gewenste snijdiepte.
Open de klemschroef 17 (afb. 2) en zet de
aanslagstang 18 (afb. 2) naar beneden op de
aanslag.
Span de klemschroef opnieuw aan. Na de
beëindiging van het invalszagen zet u de
aanslagstang in de bovenste positie.
5.7 Zagen volgens tekening
zonder geleidingsrail
De machine kan u door bediening van de grendelklink
24 /afb. 6) naar achteren van de geleidingsrail
verwijderen.
De beweeglijke tekeningswijzer 19 (afb. 3) past zich
ook bij schuinsneden automatisch aan. De tekenkant
komt overeen met de binnenkant van het zaagblad.
Voor schuinsneden kan de tekenkant door de
opening op de linker zijde van de bovenste
beschermkap worden ingekeken (pijl, afb. 1).
Houd de machine aan de handgrepen vast en
zet ze met het voorste gedeelte van de
grondplaat op het werkstuk neer.
Schakel de handcirkelzaag in (zie hoofdstuk
5.2) en schuif de machine gelijkmatig in de
snijrichting vooruit.
Na het snijeinde schakelt u de zaag uit door de
schakelaar 10 (afb. 2) los te laten.
5.8 Zagen met parallelaanslag
De parallelaanslag dient voor het zagen parallel tot
een reeds voorhanden kant. Daarbij kan de aanslag
zowel rechts als links op de machine worden
aangebracht. Daarbij bedraagt het snijgebied aan de
rechterkant 33 - 130 mm (afleeswijzer „X" afb. 1) en
aan de linkerkant 163 - 300 mm (afleeskant aan
wijzerzijde „Y" afb. 1).
U kunt de snijbreedte na het losdraaien van de
vleugelschroeven 20 (afb. 3) verstellen door de
aanslag navenant te verschuiven en de
vleugelschroeven vervolgens weer aan te
draaien.
Aanvullend kan de parallelle aanslag door eenvoudig
omdraaien (geleidingsvlakte voor de werkstukkant
wijst naar boven) ook als dubbele steun voor een
betere geleiding van de handcirkelzaag worden
gebruikt. Nu kan de machine langs een op het
werkstuk bevestigde geleiding worden geleid.
5.9 Werken met de ondergrijpaanslag
De ondergrijpaanslag dient om parallel aan een reeds
voorhanden snijrand te werken. Daarbij kan de
aanslag zowel rechts als links op de machine worden
aangebracht. Daarbij bedraagt het snijbereik aan de
-74-