1 seconde; u kunt dus een tijd tussen 3 seconden (minimum) en 12
seconden (maximum) instellen.
Om de gekozen tijd Lc te bevestigen en op te slaan, drukt u op de
knop
AUTORETURN.
R
Op het display verschijnt nu Ar0.
Ar kan de waarde 0 of 1 aannemen. Dat betekent respectievelijk dat
er geen of juist wel een knop
eenheid aanwezig is. We raden aan om de standaard ingestelde
waarde niet te wijzigen.
Op het display verschijnt nu Pc0.
Pc is een parameter die zich op twee manieren kan gedragen, af-
hankelijk van het gebruikte laadbrugtype.
Laadbruggen met uitklapbare laadklep [P11 / P12 / P13]: Pc neemt
een waarde van 0 tot 9 aan en geeft de gevoeligheid van de stroom-
meting weer voor de detectie van de stand van de laadklep bij ope-
ning. Deze parameter wordt gebruikt om tijdens de technische ser-
vice eventuele onregelmatigheden te zoeken; we raden aan om de
standaard ingestelde waarde niet te wijzigen.
Laadbruggen met uitschuifbare laadklep [P21 / P23 / P25 / P31 /
P32 / P33]: Pc beïnvloedt het gedrag van de laadbrug en van de
laadklep in zwevende positie 00A.
Pc0 De laadklep is geblokkeerd aangezien de knoppen
klep uitschuiven) en
(Laadklep inschuiven) gedeactiveerd zijn.
Om de laadklep te kunnen bewegen, moet u eerst de laadbrug om-
hoog laten komen met de knop
Pc1 De laadklep kan altijd in- en uitgeschoven worden, het is niet
nodig om eerst de laadbrug omhoog te laten komen. De eventuele
beweging wordt gestart met de knop
Pc2-Pc9 De laadklep kan altijd in- en uitgeschoven worden, maar
pas nadat de laadbrug automatisch (2...9) x 100 ms = 200 ms...900
ms omhoog is gekomen. De eventuele beweging wordt gestart met
de knop
(Laadklep inschuiven).
Op het display verschijnt nu Bu2.
Bu geeft de knoppenconfiguratie van de besturingseenheid weer en
kan de volgende waarden aannemen:
2 - configuratie met één enkele knop
3 - standaardconfiguratie
4 - gedwongen beweging omlaag bij systemen met één klep (zie
paragraaf Aansluiting gedwongen beweging omlaag)
We raden aan om de standaard ingestelde waarde Bu niet te wij-
zigen.
Op het display verschijnt nu LL5.
LL geeft de lengte van de uitschuifbare laadklep weer en kan de
volgende waarden aannemen:
5 - voor laadkleppen van 500 mm
1 - voor laadkleppen van 1000 mm (in dit geval wordt de desbetref-
fende tijd voor de parameter LA verdubbeld)
WERKING MET PERSONALISATIEMODULE
AANSLUITING PERSONALISATIEMODULE [PEEP]
Als de laadbrug functioneert met een van de
hieronder beschreven opties, moet
op het contact Y8 een personalisatiemodule [PEEP]
worden aangesloten.
Let op!
Zodra de personalisatiemodule eenmaal
op een installatie is geactiveerd, kan ze
niet meer op een andere installatie wor-
den gebruikt!
Aansluiting wielblokkering - [optie 1 (o1)] - afb. 12
Als u in de personalisatiemodule PEEP voor de optie (o1) kiest, moet
u na het aandocken van de vrachtwagen de blokkering onder het
achterwiel plaatsen. Het RODE licht gaat branden zodra de blok-
kering is aangebracht, als u de optie extern stoplicht (o4) benut.
6 – Nederlands
R
AUTORETURN op de besturings-
(Laadbrug OMHOOG).
(Laadklep inschuiven).
Vervolgens kunt u het systeem van de laadbrug (shelter, poort, laad-
brug) aansturen.
De klemmen Y5/8 (J20 +) en Y5/10 (J20 S) genereren een weer-
stand van 8,2 kOhm als u een microschakelaar (maakcontact) ge-
bruikt. Sluit de microschakelaar (maakcontact) aan op de klemmen
Y5/9 (J20 -) en Y5/10 (J20 S).
Sluit de bruine draad van de sensor (+) aan op de klem Y5/8 (J20 +),
de blauwe draad (-) op de klem Y5/9 (J20 -) en de zwarte draad (S)
op de klem Y5/10 (J20 S) als u een elektronische sensor gebruikt.
Aansluiting - wielblokkering
12
Blokkering
wiel (sensor)
(Laad-
Y5
1
2
3
4
5
J19
J22
J28
+
Aansluiting voertuigdetectie - [optie 2 (o2)] - afb. 13
Sluit het rustcontact aan op de klem Y5/5 (J22 +), het maakcontact
op de klem Y5/6 (J22 -) en het normale contact (COM) op de klem
Y5/7 (J22 S) als u een voertuigdetectie met microschakelaar (wis-
selcontact) gebruikt.
De klemmen Y5/5 (J22 +) en Y5/7 (J22 S) genereren een weerstand
van 8,2 kOhm als u een microschakelaar (maakcontact) gebruikt.
Sluit de microschakelaar (maakcontact) aan op de klemmen Y5/6
(J22 -) en Y5/7 (J22 S).
Sluit de bruine draad van de sensor (+) aan op de klem Y5/5 (J22
+), de blauwe draad (-) op de klem Y5/6 (J22 -) en de zwarte draad
(S) op de klem Y5/7 (J22 S) als u een elektronische sensor gebruikt.
Als u de optie 2 op 1 hebt ingesteld, verschijnt na de optie 9 op het
display Fd (alternatieve voertuigdetectie). 0 = standaard, 1 = rust-
stand, 2 = voertuigdetectie activeert shelter!
Aansluiting - voertuigdetectie
13
Voertuig-
detectie
(sensor)
-
Y5
3
4
5
1
2
J19
J28
+
Aansluiting gedwongen beweging omlaag
(veiligheidsbarrière/speciale software) - [optie 3 (o3)] - afb. 14
Sluit het rustcontact aan op de klem Y6/1 (J21 +), het maakcontact
op de klem Y6/2 (J21 -) en het normale contact (COM) op de klem
Y6/3 (J21 S) als u een veiligheidsbarrière met microschakelaar (wis-
selcontact) gebruikt.
De klemmen Y6/1 (J21 +) en Y6/3 (J21 S) genereren een weerstand
van 8,2 kOhm als u een microschakelaar (maakcontact) gebruikt.
Sluit de microschakelaar (maakcontact) aan op de klemmen Y6/2
Blokkering
wiel
(maakcontact)
Y5
3
4
1
2
J28
J19
+
-
S
6
7
8 9 10
J20
-
S
+ - S
Voertuigdetectie
(maakcontact)
Y5
1
2
3
J28
J19
S
+
6
7
8 9 10
J22
J20
-
S
+ - S
5
6
7
8 9 10
J22
J20
+
-
S
+ - S
5
4
6
7
8 9 10
J22
J20
+
-
S
+ - S