2.
Zodra de eerste batterij is geplaatst, gaat de draadloze
detector langzaam knipperen (0,5 Hz) om aan te geven
dat het apparaat bezig is met opstarten.
3.
Plaats het apparaat op de montagesteun en draai de
schroef naar rechts (afbeelding 11, item 3).
4.
Na de opstartperiode wordt gedurende 3 minuten een
looptestmodus geïnitieerd. Raadpleeg "Looptest"
hieronder voor extra looptestperioden.
Als het bedieningspaneel aangeeft dat de batterij bijna leeg is,
moet u de batterijspanning meten. Als een batterij minder dan
3 VDC heeft, moet u deze vervangen en vanaf stap 1
herhalen.
Opmerking:
als u een lege batterij plaatst, knippert het
apparaat snel (2 Hz).
Standaard wordt één batterij bij de detector meegeleverd.
Indien nodig kunt u bij de installateur extra batterijen
verkrijgen.
In dit apparaat kunnen maximaal 3 batterijen worden geplaatst.
Gebruik alleen Duracell® DL123A, Panasonic® CR123A of
Sanyo® CR123A.
Jumperinstellingen
Zie afbeelding 3 of 4 voor de locatie van de jumpers in de
detector.
J1: Modusjumper
ON: Standaardmodus (standaard), geschikt voor de meeste
groothoektoepassingen en toepassingen met één gordijn
OFF: Modus met twee gordijnen Deze modus wordt gebruikt
om de mogelijkheid op een vals alarm te verkleinen. Er wordt
naar signaalverificatie gezocht en de insluiper moet in twee
gordijnen worden gezien.
Deze modus is niet geschikt voor toepassingen met één
gordijn.
J2: PIR-gevoeligheid
ON: Detectiebereik van 12 m (16 m) (standaard).
OFF: Detectiebereik van 6 m (10 m).
Configuratie van het dekkingspatroon
Maskeer de bijbehorende spiegelgordijnen met de
meegeleverde afstelbare blinders en zet de sensormodule
weer in elkaar (afbeelding 7). Zie afbeelding 8 en 9 voor een
voorbeeld van verschillende dekkingspatronen met
spiegelgordijnen.
Opmerking:
Het dekkingspatroon kan aan specifieke vereisten
worden aangepast met behulp van de spiegelmaskeringen.
Maskeer niet-gebruikte gordijnen die gericht zijn naar wanden
of vensters die zich dicht bij de detector te bevinden. Onder
optimale omstandigheden kan het bereik van de detector
maximaal 100% hoger zijn dan wordt vermeld.
Looptest
Let op:
u moet een looptest uitvoeren voor elke detector
voordat de installatie wordt opgeleverd.
22 / 32
De draadloze PIR beschikt over een looptestmodus voor het
testen van de werking en het detectieveld van de detector.
Voer aan de hand van de volgende instructies een looptest
voor de detector uit.
1.
Schuif het op maat gemaakte klepje op de bovenkant (zie
afbeelding 2, item 1).
2.
Draai de schroef met een schroevendraaier voorzichtig
naar links om de detector te openen (zie afbeelding 11,
item 1).
3.
Simuleer een sabotagesituatie door het apparaat van de
montageplaat te verwijderen (afbeelding 11, item 2).
4.
Plaats de detector terug op de montagesteun en draai de
schroef naar rechts (afbeelding 11, item 3).
5.
Plaats het plaatje terug aan de bovenkant.
Zodra het apparaat weer is bevestigd, wordt gedurende circa
3 minuten de looptestmodus geactiveerd. De LED op de
voorkant knippert om een alarmgebeurtenis aan te geven
(afbeelding 11, item 4).
•
Voer een looptest voor het detectiepatroon uit en stel waar
nodig de afstelbare blinders af (zie afbeelding 8 of 9).
•
Voer een looptest voor het apparaat uit en controleer of de
detector met de centrale communiceert. Raadpleeg ook
de instructies van de fabrikant van de centrale.
Opmerkingen
•
Zorg dat er tussen twee loopmomenten ten minste
8 seconden niet wordt bewogen zodat de PIR kan
stabiliseren.
•
Als de looptestperiode is verlopen, knippert de LED 3 keer
snel en keert de detector terug naar de normale
bedrijfsmodus. In deze modus controleert de draadloze
PIR maar om de 18 minuten en wordt de LED
uitgeschakeld om de batterij te sparen.
•
De vaste vergrendelingstijd na een alarm is 3 minuten.
Onderhoud van detectoren
Wanneer de draadloze PIR goed is geïnstalleerd en regelmatig
wordt onderhouden, zal deze jarenlang werken met minimaal
onderhoud. Looptesten moeten jaarlijks worden uitgevoerd om
correcte werking te garanderen. Zie "Looptest" hierboven.
Maak de melder schoon met een vochtige (water) doek en
houd de behuizing vrij van stof en vuil. Test de detector altijd
nadat u deze hebt schoongemaakt.
De batterij vervangen
Verwijder de batterij om het batterijlaag signaal te resetten
voordat u een nieuwe batterij plaatst. Als u een batterijfout wilt
vermijden, installeert u de batterij precies zoals is beschreven
in "De batterij plaatsen en eerste installatie" op pagina 21.
Plaats alleen aanbevolen batterijen (Duracell® DL123A,
Panasonic® CR123A of Sanyo® CR123A). Het gebruik van
andere batterijen kan mogelijk leiden tot brand of een explosie.
Let op:
Batterijen kunnen exploderen of brandwonden
veroorzaken als ze worden geopend, opgeladen of
blootgesteld aan vuur of hoge temperaturen. In dit apparaat
kunnen maximaal 3 batterijen worden geplaatst. Als u
meerdere batterijen gebruikt, moet u alle batterijen tegelijk
vervangen. Houd batterijen buiten het bereik van kinderen.
Verwijder gebruikte batterijen conform de instructies van de
batterijrichtlijnen en/of zoals bepaald volgens lokale wetgeving.
P/N 466-2655 (ML) • REV A • ISS 17MAR16