NEDERLANDS
De bodem van pannen vóór het
plaatsen op de kookzone goed reinigen en
drogen. Geribbelde bodems van pannen en
koekenpannen kunnen sporen en groeven
achterlaten als zij worden verschoven op de
kookplaat.
Voorwerpen van metaal verwarmen
snel als ze op de ingeschakelde kookzone
zijn geplaatst. Leg daarom geen andere
voorwerpen
aluminium,
horloges etc.) op de kookplaat, maar
uitsluitend pannen en koekenpannen.
Op het ceramische oppervlak van het
inductiefornuis geen creditcards, telefoon-
kaarten, cassettes of andere magnetische
NL
voorwerpen leggen.
Tijdens
ventilatieopeningen in het onderste deel niet
geblokkeerd of afgedekt zijn door pannen of
koekenpannen.
Let op, want plotselinge
stroomuitval kan verbrandingsgevaar
opleveren, omdat de kookzones nog heet
kunnen zijn.
6.
REINIGING EN ONDERHOUD
6.1.
Tips voor reiniging en onderhoud
Alle
voorzieningen
onderhoud geactiveerd.
(blikjes,
gesloten
bestek,
ringen,
sleutels,
het
werk
mogen
bestaande
veiligheids-
worden
voor
Functietest
Bij het inschakelen van het apparaat dient de
functietest te worden uitgevoerd.
1. Neem de pan van de kookzone.
2. Kookniveau instellen op "0".
3. De netspanning inschakelen (groene
controlelampje knippert hierbij kort).
4. Het groene en rode controlelampje mogen niet
branden noch knipperen.
5. Schakel een gewenst kookniveau in.
6. Het groene controlelampje moet gelijkmatig in
dozen,
secondentakt knipperen (modus pandetectie).
7. Er mag geen storingsbericht worden getoond.
8. Het rode controlelampje mag niet branden.
9. Op de kookzone een pan met een Ø van
minstens 12 cm gevuld met water plaatsen.
10. Het groene controlelampje moet blijven
branden.
de
11. Het maximale vermogen instellen.
12. Na enige minuten moet de ventilator aangaan.
De pan of koekenpan altijd in het
midden van de kookzone plaatsen. Lege
pannen niet onbeheerd verwarmen.
Pannen mogen niet meer dan 300 °C
verwarmd worden.
In het geval van een storing, het hoofdstuk
"Werkingsstoring" lezen.
Schakel met de automatische scheider de
stroomtoevoer uit.
het
8