6. DE PATIËNT AANSLUITEN
Wacht tot het 'Gereed voor gebruik'-symbool op het overzichtsscherm
verschijnt.
'Gereed voor gebruik'-symbool
Sluit de patiëntinterface aan op de verwarmde beademingsslang.
Monitor de flow- en zuurstofwaarden in het overzichtsscherm. Pas
indien nodig het zuurstofniveau aan op de zuurstofbron.
Als de patiënt het apparaat voor het eerst gebruikt, zal de lucht warm
aanvoelen. Dit is normaal. De patiënt moet normaal door de neus en/of
mond of de tracheostoma blijven ademhalen.
7. TIJDENS HET GEBRUIK
Als het 'Gereed voor gebruik'-symbool 2 minuten lang is weergegeven
en er gedurende die tijd geen knop is ingedrukt, wordt er een
screensaver gestart.
CONDENSBEHEERSING
Het apparaat moet lager dan het hoofd en op een horizontale
ondergrond worden geplaatst, zodat de condens naar de waterkamer
stroomt, van de patiënt af.
Als er zich overtollige condens verzamelt in de verwarmde
beademingsslang, koppel de patiëntinterface dan van de verwarmde
beademingsslang af en voer de condens af door het patiëntuiteinde van
de slang op te tillen zodat de condens in de waterkamer kan stromen.
Bij een hogere doelflowsnelheid kan het nodig zijn eerst de
doelflowsnelheid te verlagen tot 30 L/min of lager zodat de condens
naar de waterkamer stroomt.
Minimaliseer lokale koelbronnen die van invloed zijn op de verwarmde
beademingsslang, zoals een ventilator ter verkoeling van de patiënt, of
een airconditioningapparaat/luchtopening.
Als er condens blijft ontstaan, kan worden overwogen de
doeltemperatuur te verlagen. Een lagere doeltemperatuur verlaagt de
vochtigheidsoutput van het apparaat, waardoor condensatie afneemt.
Opmerking: De temperatuur en de vochtigheid die aan de patiënt
worden toegediend, nemen ook af.
8. NA GEBRUIK
Schakel het apparaat uit door op de Aan/Uit-knop te drukken.
F – 9