Programmeren
van een
achtervolging
Toevoegings-
modus
Foot-C Gebruikershandleiding Rev. 2
Achtervolgingsmodus geeft de gebruiker toegang tot een bank van 12 achtervolgingen, elk
met maximaal 24 stappen. Het onderscheid tussen achtervolgingen en scènes laat de
gebruiker naar wens schakelen tussen bewegende achtervolgingen en statische scènes.
De toevoegingsmodus stelt de gebruiker in staat om nieuwe stappen in een achtervolging
op te nemen naar een eerdere niet-geregistreerde achtervolging. Of naar een reeds
opgenomen achtervolging. Het programmeren van een achtervolging:
1.
Ga naar de programmeringsmodus.
2.
Druk op <MODE> totdat de linker display CHASE aangeeft.
3.
Druk op <MUSIC AUTO BLACKOUT> totdat het display rechts Add weergeeft.
4.
Gebruik <FUNCTION (ENTER)> om door de achtervolgingsbank te bladeren tot de
gewenste achtervolging is geselecteerd. Een achtervolging zonder opgenomen
stappen toont xx 00/00 (chase 1-12 step 0 out of 0) op het middelste display.
5.
Gebruik knoppen <1> - <6> om de armatuur/armaturen die geprogrammeerd moeten
worden te selecteren.
6.
Gebruik de knoppen kleur/aantal om de gewenste uitvoer in te stellen.
7.
Herhaal stappen 5 en 6 totdat de uitvoer van alle armaturen is zoals gewenst is.
8.
Druk op <PROGRAM>. De displays knipperen en tonen de stap die is opgeslagen. De
product gaat automatisch verder naar de volgende stap.
De laatste stap die is opgeslagen in het geheugen wordt weergegeven op het
middelste display. Bijvoorbeeld: 03 03/03 (chase 3, step 3 of 3) zal na het indrukken
veranderen naar 03 04/04 (chase 3, step 4 of 4) na het indrukken van <PROGRAM>,
wat aangeeft dat de volgende te programmeren stap 03 05/05 (chase 3, step 5 of 5)
zal zijn.
9.
Herhaal stappen 5-8 voor tot wel 24 stappen.
10. De programmeringsmodus verlaten
Voor het toevoegen van een stap in het midden van een achtervolging:
1.
Ga naar de programmeringsmodus.
2.
Druk op <MODE> totdat de linker display CHASE aangeeft.
3.
Druk op <MUSIC AUTO BLACKOUT> totdat het display rechts Add weergeeft.
4.
Gebruik <FUNCTION (ENTER)> om door de achtervolgingsbank te bladeren tot de
gewenste achtervolging is geselecteerd.
5.
Gebruik <UP> en <DOWN> om de stap te vóór de stap die ingevoegd moet worden.
6.
Gebruik knoppen <1> - <6> om de armatuur/armaturen die geprogrammeerd moeten
worden te selecteren.
7.
Gebruik de knoppen kleur/aantal om de gewenste uitvoer in te stellen.
8.
Herhaal stappen 6 en 7 totdat de uitvoer van alle armaturen is zoals gewenst is.
9.
Druk op <PROGRAM>. De displays knipperen, wat aangeeft dat de ingevoegde stap is
opgeslagen. Het middelste display zal de ingevoegde stap weergeven. Als het display
bijvoorbeeld 01 17/13 weergeeftvoordat u op <PROGRAM> drukt, zal het 01 08/14
tonen nadat u de nieuwe stap opslaat.
Achtervolgingen zijn bedoeld voor gebruik als wisselende voorstellingen, in
tegenstelling tot scènes, die bedoeld zijn voor statische voorstellingen.
Pagina 81 van 88