9. Kalibreer de sensor. Menupad: Device Setup > Sensor Calibration
10. Voer andere instellingen uit. Zie de bedieningshandleiding van de M100-transmitter.
Sensortype wijzigen
Vereiste: de M100-transmitter en een andere sensor zijn gemonteerd en de elektrische
aansluiting is gemaakt.
Als u het sensortype wijzigt, bv. van een conductiviteitssensor naar een pH-sensor, moet u de
volgende procedure uitvoeren:
1. Bouw de verbinding op.
2. Selecteer Sensor Setup (Sensorinstellingen).
Menupad: Detailed Setup > Measurements > Channel Setup > Sensor Setup.
3. Start "Sensor Setup" (Sensorinstellingen).
4. Selecteer het nieuwe sensortype voor de parameter Sensor Type (Sensortype).
5. Laad de configuratie van het apparaat.
6. De configuratie in de configuratietool of in de draagbare HART-terminal wordt bijgewerkt.
Als u het juiste sensortype hebt geselecteerd, wordt het menu "Verify" (Controleren)
weergegeven.
nl
120