5. Na aansluiting van de USB-kabel op de computer, zal de volgende melding
verschijnen:
Installing device driver software
Click here for status.
Microsoft Windows zal nu de benodigde stuurprogramma's automatisch
installeren. Dit kan enkele minuten duren.
6. Wacht tot de installatie voltooid is. Wanneer de installatie is voltooid, zal
de volgende melding verschijnen:
Your devices are ready to use
Device driver software installed succesfully.
7. Start nu de Agrilaser software op om de Agrilaser Autonomic te
configureren (Agrilaser icoon op het bureaublad).
Het kan even duren tot de Agrilaser Autonomic geïnitialiseerd is.
Wanneer er bij het opstarten geen verbinding kan worden gemaakt,
sluit de applicatie af en start deze na enkele seconden opnieuw op.
Zorg er tevens voor dat alle kabels correct aangesloten zijn.
4. Configuratiesoftware
De gebruikersinterface van de Agrilaser Autonomic-softwareapplicatie
bestaat uit de volgende menuopties:
• Inlogscherm
• Overzicht
• Patroon bewerken
• Tijdsintervallen
• Interval
• Instellingen
Een overzicht van de menuopties wordt weergegeven op de volgende
De installatiehandleiding bevat gedetailleerde instructies over het
pagina's.
gebruik van de software van de Agrilaser Autonomic, waarin u door
de basisstappen in het configureren van de Agrilaser Autonomic
wordt begeleid.
4.1 Inlogscherm (figuur 1.1)
1. Wachtwoord: Voer hier het wachtwoord in. Het standaard wachtwoord is
'0000'.
2. Menu:
• Over: Informatie over de applicatie.
• Taal: Wijzig taal.
• Wachtwoord vergeten: Vraag om hulp indien u uw wachtwoord
vergeten bent.
• Inloggen: Log in nadat u uw wachtwoord ingevoerd hebt.
De software voor de Agrilaser Autonomic werkt uitsluitend op
Windows 7 of Windows 8. Software geschikt voor Windows XP is op
aanvraag beschikbaar bij Bird Control Group.
Het standaard wachtwoord van de Agrilaser Autonomic is: '0000'
4.2 Overzicht (figuur 1.2)
1. Laserstatus: 'Bezig met schijnen', 'Klaar om te schijnen', 'Voorbereiden om
te schijnen' of 'Standby'.
2. Systeemtijd.
3. Tijdsintervallen: Actieve tijdsintervallen zijn zwart gemarkeerd.
4. Batterijstatus: Hier wordt de accustatus aangegeven (indien van
toepassing). Indien de Agrilaser Autonomic gevoed wordt door netstroom
is de status 'OK'.
5. Laserstatus ('Actief' of 'Inactief').
6. Laserpositie: Het positiepaneel toont de positie van de motor in graden
ten opzichte van het lager en de stijging. Als de laser beweegt wordt de
huidige waypoint-positie getoond en de beweegrichting groen gemarkeerd
(omhoog, omlaag, rechts of links).
7. Menu:
• Patronen: Patronen (hoofdstuk 4.3) en patroon bewerken (hoofdstuk 4.4).
• Tijdsintervallen: Tijdsintervallen activeren en instellen (hoofdstuk 4.5).
• Interval: Stel de wachttijd tussen de uit te voeren patronen in
(hoofdstuk 4.6).
• Instellingen: Algemene instellingen (hoofdstuk 4.7).
8. Uitloggen.
9. Start/Stop: Druk op 'Start' om de Agrilaser Autonomic te activeren voor
actieve vogelverjaging. Druk op 'Stop' om de Agrilaser Autonomic uit de
verjaagmodus te halen (Standby). Er zullen geen verjaagacties worden
uitgevoerd.
4.3 Patronen (figuur 1.3)
Het patronenpaneel toont welke patronen zijn aangemaakt en welke
tijdsintervallen zijn toegewezen aan deze patronen.
1. Selectie tijdsinterval: Tijdsintervallen toegewezen aan het patroon zijn wit
gemarkeerd.
2. Test: Voer een test uit van het geselecteerde patroon.
3. Patroon bewerken: Maak een nieuw patroon aan of bewerk een bestaand
patroon (hoofdstuk 4.4).
4.4 Patroon bewerken (figuur 1.4)
1. START/STOP laser: Knop om de laser te activeren en deactiveren.
2. Waypoint: De waypoint-teller toont het aantal waypoints dat het
patroon bevat.
3. Nieuw waypoint opslaan: Slaat de huidige positie van de laser op als een
nieuw waypoint.
4. Laatste waypoint verwijderen: Verwijdert het laatste waypoint van het
patroon. De laser gaat terug naar het eerder opgeslagen waypoint.
5. Patroonnaam bewerken: Optie om het patroon een unieke naam te geven.
6. Annuleren: Annuleert het bewerkingsproces. Alle wijzigingen zullen
ongedaan gemaakt worden.
7. Patroon leegmaken: Verwijdert de waypoints en patroonnaam van
het patroon.
8. Patroon opslaan: Slaat alle aan het patroon gemaakte wijzigingen op.
4.5 Tijdsintervallen (figuur 1.5)
1. Status tijdsintervallen: Actieve tijdsintervallen zijn zwart gemarkeerd.
2. Activering tijdsintervallen: Het tijdsinterval activeren/deactiveren. Actieve
tijdsintervallen zijn wit gemarkeerd.
3. Instellingen tijdsintervallen: Stel de begin- en eindtijd van het tijdsinterval in.
Gebruikershandleiding Agrilaser
Autonomic
®
EN
FR
DE
NL
ES
PT
IT
RU
29
29