3. Voorbereiding
3.2 Het display bedienen
Hoofdmenu
Het hoofdmenu is het scherm dat wordt weergegeven wanneer
u op de softtoetsen, de navigatietoets of de uitknop drukt. (Het
wordt alleen weergegeven als de datum- en tijdinstellingen zijn
geconfigureerd. Zie pagina 11.)
1
2
3
6
Statuspictogrammen (pagina 10)
Opgenomen beeld
"Nieuw" wordt weergegeven wanneer er nieuwe (nog niet
afgespeelde) beelden zijn opgenomen.
Geeft de pijlen van de navigatietoets aan die beschikbaar
zijn op het huidige scherm.
Onderdelen van hoofdmenu
Pictogrammen voor softtoetsen
Geeft het item aan dat wordt geselecteerd wanneer u op
de softtoets direct onder elk pictogram drukt. De
weergegeven pictogrammen verschillen, afhankelijk van
het huidige scherm en de huidige bewerking.
Softtoetsen
Hiermee worden de items geselecteerd die direct boven
elke softtoets worden weergegeven.
Afbeeldingsweergavescherm
1
1
1
2
Statuspictogrammen (pagina 10)
Pictogrammen voor softtoetsen (hierboven uitgelegd)
10
Bericht
4
lijst o
n. beelden
pg
Informatie beki
ken
j
Instellin
en wi
zi
en
g
j
g
5
P
P
Onderdelen van hoofdmenu
Bericht
Hiermee geeft u meldingen weer.
Dit item is alleen beschikbaar wanneer er nieuwe meldingen
beschikbaar zijn.
Lijst opgn. beelden
Hiermee geeft u de lijst met opgenomen beelden weer
(pagina 14).
R De meldingsindicator knippert wanneer er nieuwe beelden
zijn opgenomen.
Informatie bekijken
Hiermee geeft u het overzicht van sensordetecties en
Wi-Fi-informatie weer.
Instellingen wijzigen
Hiermee geeft u het instelmenu weer (pagina 19).
Statuspictogrammen
Hiermee wordt de signaalsterkte van het draad-
loze netwerk aangegeven.
Hiermee wordt aangegeven dat de hoofdmoni-
tor niet is verbonden met het draadloze net-
werk.
Hiermee wordt aangegeven dat de functie voor
e-mailmeldingen is ingeschakeld.
Hiermee wordt aangegeven dat de functie voor
e-mailmeldingen is uitgeschakeld.
Hiermee wordt aangegeven welke deurtelefoon
1
een oproep doet of heeft, of wordt gemonitord.
("1" is het nummer van het apparaat in kwestie.)
Hiermee wordt aangegeven dat er een oproep
van de deurtelefoon is terwijl er een oproep gaat
naar of loopt met een ander apparaat of terwijl
een ander apparaat wordt gemonitord.
Hiermee wordt aangegeven dat de hoofdmoni-
tor een oproep heeft.
Hiermee wordt aangegeven dat een gesprek
*1
wordt gevoerd via de deurtelefoon en het
PBX-toestel.
Hiermee wordt aangegeven dat de hoofdmoni-
tor bezig is met monitoring.
Hiermee wordt aangegeven dat beelden wor-
den opgenomen (pagina 14).
Hiermee wordt aangegeven dat de LED-lamp-
jes van de deurtelefoon branden (pagina 18).
Hiermee wordt aangegeven dat de modus "In-
drukken om te spreken" aan is (pagina 13).
*1 Alleen AZ-modellen