4.8 Vibraties
Het apparaat produceert weinig trillingen. Als
er na vrij lang werk met het apparaat toch
aanwijzingen zijn voor doorbloedingstoringen
(witte vingers) zoals kriebelende vingers wor-
den opgemerkt, wordt een medisch
onderzoek aanbevolen.
2.Door de volgende factoren wordt de
gebruiksduur verlengd:
Bescherming van de handen (liefst door
warme handschoenen)
Herhaaldelijk pauzes maken tijdens het werk.
3.Door de volgende factoren wordt de
gebruiksduur verkort:
lage buitentemperaturen Sterkte van de krachten bij het
vasthouden (stevig vastpakken vermin dert/belemmert de
doorbloeding) Persoonlijke aanleg voor slechte
doorbloeding (frequent kriebelen en koude vingers)
4.9 Bij onderhoud en reparaties
1.Het apparaat moet regelmatig worden onderhouden.
Voer uitsluitend die onderhouds- en
reparatiewerkzaamheden zelf uit die in deze handleiding
omschreven staan. Alle anderen werkzaamheden moeten
door een geautoriseerde vakwerkplaats worden uitgevoerd.
2.Voor de reiniging, het onderhoud en de
reparatie moet altijd de motor worden
afgezet en moet de bougiestekker eraf wor-
den getrokken. Er bestaat letselrisico door
onbedoeld starten van de motor. Een
uitzondering vormt de carburateurinstelling
en de afstelling voor de onbelaste loop.
3.Bij alle reparaties mogen uitsluitend
originele reserveonderdelen van de fabrikant
worden gebruikt.
4.Aan het apparaat mogen geen wijzigingen
worden uitgevoerd, omdat hierdoor de
veiligheid nadelig kan worden beïnvloed en
er ongeval- en letselrisico bestaat!
5.Het apparaat mag niet in de buurt van open
vuur onderhouden, gerepareerd of
opgeslagen worden.
6.De tankdop regelmatig op dichtheid controleren.
7.Uitsluitend bougies gebruiken die perfect
en door de fabrikant aanbevolen zijn.
8.De ontstekingskabel op perfecte aansluiting
en intacte isolatie controleren. Als de bougies
eruit geschroefd zijn of als de
ontstekingskabel uit de stekker is verwijderd,
mag de motor met de startinstallatie slechts
dan in beweging gezet worden als de
stopschakelaar op „O / Stop" staat. Er bestaat
gevaar voor brand door vonkvorming!
9.De geluiddemper regelmatig op perfecte
staat controleren. Raak de geluiddemper niet
aan, zolang deze nog heet is.
56
5. Montage/ demontage
5.1 Installatie Blazers (440)
2
3
1
De blaaspijp (1) met de groef (2) over de nokken
(3) van het rotorhuis schuiven. Let erop dat de
brede groef over de grote nok en de smalle groef
over de kleine nok wordt aangebracht. Draai de
blaaspijp 45º in de richting van de pijl en klap de
pal (4) naar voren.
B
A
3
2
1
Het blaasmondstuk (2) heeft twee lengte-
instellingen. Het wordt in stand A (lang), of in stand
B (kort) tot en met de nok (3) op de blaaspijp (1)
geschoven en vastgedraaid in de richting van de pijl.
Voor de optionele montage van de bijgeleverde
sproeimond met platte straal, steekt u deze op de
blaassproeimond, zodat de markeringspijlen
tegenover elkaar liggen. Zet de verbinding vast door
de sproeimond met platte straal te verdraaien.
5.2 Blaaspijp demontieren (440)
1
3
2
Klap de pal (1) naar boven. Draai de blaaspijp
(2) 45º in de richting van de pijl en draai deze
dan uit het rotorhuis (3).
5.3 Installatie Zuighakselaars (441)
Om te voorkomen dat het handvat elektrische
schokken veroorzaakt (antistatische elektrici-
teit) is er een antistatische draad in het handvat
van de zuigversnippermachine aangebracht.
FIG. 1
4
FIG. 2
FIG. 3