LED d'état
La LED d'état est configurée à l'aide du commutateur DIP 8 du
sélecteur de commutateurs DIP:
•
Si elle est définie sur ACTIVÉE, la LED clignote durant
toutes les communications entre le module et la centrale.
•
Si elle est définie sur DÉSACTIVÉE, elle clignote
uniquement durant certaines communications
sélectionnées entre le module et la centrale (reportez-
vous au manuel de la centrale pour plus d'informations).
La LED d'état est allumée en continu durant l'alarme.
Maintenance et test
La maintenance de base se limite à une inspection annuelle.
Ne modifiez pas les circuits ou le câblage internes.
Pour tester le module:
1.
Retirez la tête d'un détecteur de sa base ou activez un
brise-vitre connecté à la zone de détection du module.
2.
Si la LED d'état et la centrale ne signalent pas le test,
vérifiez tous les raccordements ainsi que l'adresse du
module.
Caractéristiques techniques
Tension de fonctionnement
Consommation électrique
(boucle):
à 24 VCC (veille)
à 35 VCC (veille)
Alarme
Consommation électrique:
24 VCC alim. aux. (veille)*
24 VCC alim. aux. (alarme)*
Résistance FDL
Température de fonctionnement
Température de stockage
Humidité relative
Poids
Dimensions
* À l'exclusion des dispositifs de boucle
Certification et conformité
Description
Certification
Numéro du certificat CPD
Année de fabrication
EN54
EMC
Fabricant
Représentant européen de
la fabrication
6 / 12
22 à 38 VCC
90 µA
105 µA
<3,0 mA
200 µA
<85 mA
4,7 kΩ
−10 à +50ºC
−10 à +70ºC
10 a 95% (sans condensation)
370 g
182 × 142 × 77 mm
Module de zone conventionnelle
adressable
1438-CPD-0137
L'année de fabrication est inclue dans
les deux chiffres premiers du numéro de
serié du produit, qui ce trouve sur
l'étiquette du produit.
EN54-18
EN 50130-4
EN 61000-6-3
UTC Fire & Security, 129 North Main
Street, Pittsfield, Maine 04967, USA.
UTC Fire & Security B.V. Kelvinstraat 7,
6003 DH Weert, Netherlands.
NL: Installatie instructies
Beschrijving
De KAL710 wordt gebruikt om een conventionele zone op een
adresseerbare brandmeldsysteemlus aan te sluiten.
De module kan worden gebruikt in detectiesystemen zonder
onderverdeling van gebieden en/of wanneer er geen exacte
locatiegegevens vereist zijn.
Eén module kan worden gebruikt om maximaal 20
conventionele detectoren en een onbeperkt aantal
handbrandmelders of 'normaal open'-contacten op het
brandmeldsysteem aan te sluiten.
Installatie
Let
Op:
Raadpleeg de norm EN54:14 en de plaatselijke
regelgeving voor algemene richtlijnen om meldsystemen te
plannen, te ontwerpen, te installeren, in werking te stellen, te
gebruiken en te onderhouden.
Module installeren
Koppel de voedingseenheid van het brandmeldsysteem los en
monteer de module in de meegeleverde beschermkast.
Sluit de afgeschermde kabel van de lus aan op de
aardeschroef en monteer een EOL-weerstand van 4,7 kΩ op
het uiteinde van de detectiezone.
De voeding van 24 V voor de module moet door een externe
voeding worden geleverd.
Aansluiten
De connectoren, DIP schakelaars en de
zijn aangegeven in Figuur 1:
1.
Aardeschroef
2.
Lusconnectoren
3.
Externe voedingsconnectoren
4.
Zone-uitgangsconnectoren
5.
DIP-schakelaars
6.
Statuslampje
Adressering
Aan elke module moet om identificatieredenen een numeriek
adres tussen 128 en 252 worden toegewezen. Dit adres wordt
met DIP-schakelaars 1-7 ingesteld. Zie voor adressering de
tabel aan het einde van het document.
Statuslampje
Het statuslampje wordt met DIP-schakelaar 8 in de DIP-
schakelaarkiezer geconfigureerd:
•
Als u de LED op AAN zet, knippert het tijdens alle
communicatie tussen de module en het controlepaneel.
•
Als u de LED op UIT zet, knippert het alleen tijdens
bepaalde communicatie tussen de module en het
controlepaneel (zie de handleiding voor het controlepaneel
voor meer informatie).
Het statuslampje brandt tijdens een alarm continu.
P/N 1068926-03 • REV 3.0 • ISS 20JUN11
statuslampje
van de module