-druk
bij
de
uitlaat
van
reduceerventiel
-doorvoercapaciteit
van
reduceerventiel
Werkingstemperatuur [°C]
Inlaatstuk
Uitlaatstuk
6. Voorbereiding tot de werkzaamheden
Voer alle handelingen uit nadat de stekker uit het
stopcontact is ontkoppeld.
Na het verwijderen van de verpakking controleer of alle aangegeven elementen
aanwezig zijn (zie punt 13). Alvorens met montage te beginnen, controleer of de
elementen niet beschadigd zijn. In geval van gemerkte schade, breng de
verkoper ervan op de hoogte. Na montage breng op het toestel meegeleverde
labels overeenkomstig met het land van bestemming aan.
Aansluiting van de gasfles
De gasfles mag zich niet aan de voorkant van de
verwarmer bevinden. De vlam van de verwarmer
gericht in de richting van de fles kan gasontploffing veroorzaken.
De fles moet altijd verticaal staan
1. Plaats de fles met propaan/butaangas altijd op een vlakke, harde en gelijke
oppervlakte ver van open vuur en warmtebronnen.
2. Plaats de verwarmer zodanig dat de hindernissen zich op een afstand van
min 3,5 m van de uitlaat, 2,5 van de inlaat (achterkant van het toestel), 2m van
de zijden, 2 m van boven bevinden (Tek. E)
3. Koppel het uiteinde van de elastische gasslang aan het aansluitstuk van de
verwarming en bevestig het met behulp van de bevestigingsmoer (Tek. C), sluit
het tweede uiteinde van de slang aan de regelaar aan. Draai de moeren met
behulp van de sleutel 17 mm met linksdraaiende schroefdraad vast om zeker te
zijn dat de aansluiting goed vast zit.
4. Draai de aan het toestel aangesloten regelaar aan de klep van de fles vast,
verwijder de behuizing van de dichting van de flesklep. Na controle van
aanwezigheid en de verificatie van de goede staat van de dichting, draai de
bevestiginsmoer van de regelaar zodanig vast dat de aansluiting goed vast zit
(Tek. D).
5. Tijdens de aansluiting van de regelaar aan de fles zorg ervoor dat de slang
niet verwrongen of geplooid is.
6. Open de flesklep en controleer de aansluiting op dichtheid.
Drukregelaar
:
Montage en operationele voorwaarden
Eenfasige hoge drukregelaar voor vloeibaar gas ontvangt uitgaande druk op
een stabiel niveau – onafhankelijk van de schommelingen
oorspronkelijke druk op bepaalde gebieden.
Tijdens buitengebruik dient de regelaar op een adequate wijze tegen regen en
verontreinigingen te worden beveiligd. Ingeval van om het even welke
moeilijkheden of problemen sluit de gastoevoer af en neem onmiddellijk contact
met de verkoper (leverancier van gas) op. Indien er lekkage plaatsvindt of indien
het lekkende gas ontsteekt, dan dient de klep of de klepaansluiting met de
regelaar met een natte vod te worden bedekt en de klep te worden afgesloten.
Bediening
Wanneer de regelaar op de juiste wijze op de flesklep wordt gemonteerd, wordt
doorstroom verkregen door het draaien van de klepknop in de richting
aangegeven door het pijltje. Om de gastoevoer af te sluiten, draai de klep in de
omgekeerde richting.
Laat de regelaar die aan het ontvangtoestel niet is
aangesloten op de fles niet achter!
Bij normale gebruiksomstandigheden is het raadzaam om de regelaar vóór het
verloop van 10 jaar vanaf de productiedatum te vervangen om veiligheid van
gebruik te verzekeren. Als de regelaar in seriële installatie is gemonteerd, zorg
er dan voor dat de druk van het doorstromende gas zich binnen de limiet van
deze regelaar en de volgende regelaars bevindt. Eventuele drukafnames op de
vebindingen dienen ook te worden geëlimineerd. In geval van toestellen die zich
bij de tanks of drukflessen bevinden en die ermee niet rechtstreeks zijn
verbonden, plaats dan een waarschuwing met de volgende inhoud:
„ Deze regelaar mag onder de tank-of flesuitlaat niet worden geplaatst om
gaslekkage te vermijden in geval het gas zich in de regelaar cummuleert.
Alle buizen en slangen gebruikt om de regelaarinlaat met de tank of cilinder aan
te sluiten, dienen zodanig te worden geplaatst dat ze naar beneden van de
regelaar naar de tank geheld kunnen worden."
Controle van dichtheid van de aansluiting
Voer de controle nooit met behulp van een vlam uit
Na beëindiging van de montage dienen de verbinden met dichtheidstesters te
worden gecontroleerd, als er geen testers voor handen zijn, maak gebruik van
een schuimpreparaat beschikbaar op de markt of gebruik water met zeep.
Verschijning van bellen, bubbels of gasbellen wijst op lekkage. Zulke aansluiting
moet hersteld worden en de test opnieuw worden uitgevoerd.
Het is verboden om de verwarmer te gebruiken totdat
de lekkage wordt verwijderd.
Uit te voeren handelingen in geval van een gaslek:
- sluit de flesklep onmiddellijk af,
- doof alle vuurbronnen,
- verlucht de ruimte om de gasconcentratie te verdunnen,
- verwijder de oorzaak van lekkage,
30
het
0,3
het
3
20-50
G1,G2,G3,G4,G7,G8,G9,G10,
G11,G12
H1,H4,H5,H6,
H50,H51
- na het losdraaien van de klep voer de test op lekkage nogmaals uit.
Na beëindiging van de montage en controle van de dichtheid is het toestel klaar
voor gebruik.
8. Aansluiting aan het netwerk
Alvorens het toestel aan de voeding aan te sluiten, controleer of de
voeginsspanning overeenkomstig is met de waarde op het gegevensplaatje.
De installatie van stroomvoorziening dient overeenkomstig met de algemene
vereisten betreffende elektrische installaties te worden uitgevoerd en dient aan
de richtlijnen van de veiligheidsvoorschriften te voldoen. De parameters van de
minimale doorsnede van het netsnoer en de nominale waarde van de zekering
afhankelijk van het vermogen van het toestel worden in de tabel hieronder
weergegeven:
Het vermogen van
het toestel
[W]
>2300
De installatie dient door een bevoegde elektricien te worden uitgevoerd. In geval
dat er gebruik wordt gemaakt van verlengsnoeren, zorg ervoor dat de
aderdoorsnede niet kleiner is dan de vereiste (zie tabel). Plaats de elektrische
kabel zodanig dat hij tijdens de werking van het toestel niet doorgesneden wordt.
Het is verboden om beschadigde verlengsnoeren te gebruiken. Voer periodieke
controles van de technische staat van het voedingssnoer uit. Aan het
voedingssnoer niet trekken. Sluit het toestel aan een geaard stopcontact
beveiligd met aardlekschakelaar. Indien de voedingskabel beschadigd is,
wegens veligheidsoverwegingen moet hij door een geauthoriseerde technische
dienst worden vervangen. Vervanging van de stekker of de voedingskabel moet
altijd door de geauthoriseerde technische dienst worden uitgevoerd.
8. Inschakelen van het toestel
werkzaamheden" alleszins te worden uitgevoerd".
regelaar absoluut te worden gecontroleerd.
Verwarmingsmodus
1.De
oorspronkelijke
verwarmingstoestel is „0". Steek de stekker in het stopcontact met pin en
controleer dat de spanning in het contact overeenkomstig is met de spanning
op het gegevensplaatje. Stroom inschakelen, stroomschakelaar in positie „I"
zetten (Tek. A,2).
2. Controleer of de ventilatorbladen in beweging zijn. Druk met één hand op de
toets van de veiligheidsklep (Tek. A,3) en houd hem vast gedurende ongeveer
3 seconden, vervolgens, terwijl de toest wordt vastgehouden met één hand druk
met de andere hand op de ontstekingstoets (Tek. A,1). Na ontsteking van gas
dient de toets van de veiligheidsklep gedurende ongeveer 20 seconden te
worden vastgehouden.
van de
3. Controleer de vlam, bewaar hierbij voldoende afstand, observeer de vlam en
let op om niet in de lijn van warme luchtuitlaat zich te bevinden. De juiste vlam
heeft een blauwe kleur, is stabiel en omvat de volledige omtrek van de
verbrandingskamer.
verwarmingstoestel.
Ventilatiemodus
Het toestel kan ook als ventilator worden gebruikt. Sluit het toestel dan aan het
elektrische netwerk en zet de schakelaar (Tek. A, 2) in positie „I". Indien het
toestel al eerder in verwarmingsmodeus was ingeschakeld dan dient de
gasflesklep te worden dichtgedraaid.
Uitschakelen van het verwarmingstoestel
Om het verwarmingstoestel op de juiste wijze uit te schakelen:
1. Sluit de gastoevoer af door de gasflesklep af te sluiten,
2. Om het verwarmingstoestel te laten afkoelen, laat de ventilator nog ongeveer
60 seconden draaien.
3. Sluit het verwarmingstoestel af door middel van de stroomschakelaar (Tek.
A, 2),
4. Ontkppel het toestel van de voeding.
5. Ontkoppel het toestel van het gassnoer,
6. Alvorens het toestel naar de bestemde opslagplaats te verplaasten, wacht
ongeveer 20-30 minuten af totdat het toestel zich volledig afkoelt.
Zodra de behuizing afkoelt is het niet raadzaam om het uitgschakelde toestel
rechtstreeks aan te raken .
9. Gebruik van het toestel
gasfles werd ontkoppeld.
Herstellingen mogen enkel door gekwalificeerd personeel op plaatsen
aangewezen door te producent te worden uitgevoerd. Het toestel dient periodiek
te worden gereinigd en gecontroleerd.
Tijdens de uitvoering van het onderhoud dient de in-en uitlaat van het toestel te
worden gereinigd, het gassnoer tussen de regelaar en het toestel te worden
gecontroleerd, dichtheid alvorens elk gebruik en na elke vervanging van de fles
te worden gecontroleerd. Als er op de slang schade wordt gemerkt of als de
De minimale
De minimale waarde
leidingdiameter
van de zekerheid type
[mm2]
2,5
Alvorens het toestel in te schakelen dienen de
handelingen beschreven in deel „Voorbereiding tot de
Alvorens het toestel in te schakelen, dient de dichtheid
van de verbindingen met het elastische snoer en de
positie
van
de
stroomschakelaar
Als
de
ventilator
niet
roteert,
verwarmingstoestel niet in.
Het is verboden om de gasslang te plooien en te
verdraaien
tijdens
het
Indien het verwarmingstoestel niet in werking is, dient
de gasflesklep absoluut te worden afgesloten.
Alle onderhoudswerkzaamheden dienen te worden
uitgevoerd nadat het toestel van de voeding en de
C [A]
16
van
het
schakel
het
gebruik
van
de