sitie worden vastgeklemd.
•
Aanwijzing! Mocht de spankracht van de pa-
rallelle aanslag (24) niet volstaan, dan kunt u
deze met de afstelmoer (22) aan het achters-
te uiteinde van de aanslag (24) verhogen.
6.4 Schuine sneden (afb. 4)
Om schuine sneden parallel aan het zaaglint (26)
uit te voeren kunt u de zaagtafel (15) schuin zet-
ten van 0° - 45°.
•
Zet de vleugelgreep (18) los.
•
Zet de zaagtafel (15) zo ver schuin, tot de
gewenste hoekmaat is ingesteld op de schaal
(16).
•
Draai de vleugelgreep (18) weer vast.
•
Opgelet: bij schuin gezette zaagtafel
(15) moet de parallelle aanslag (24) in
werkrichting rechts van het zaaglint (26)
aan de neerwaarts gerichte zijde worden
aangebracht (voor zover de breedte van het
werkstuk dit toelaat), om het werkstuk te be-
veiligen tegen wegglijden.
6.5 Dwarsaanslag (afb. 1)
•
Schuif de dwarsaanslag (10) in de groef in de
zaagtafel (15).
•
U kunt de dwarsaanslag (10) gebruiken om
hoeksneden dwars ten opzichte van het
zaaglint (26) uit te voeren.
•
Vastzetschroef (52) losdraaien.
•
Dwarsaanslag instellen op de gewenste
hoekmaat.
•
Vastzetschroef (52) weer vastdraaien.
Gevaar!
Gebruik nooit gelijktijdig de dwarsaanslag (10) en
de parallelle aanslag (24). Gelijktijdig toeschuiven
van het werkstuk met de parallelle aanslag (24)
en de dwarsaanslag (10) vergroot de kans dat het
zaaglint vastgeklemd raakt en dat een terugslag
optreedt!
7. Bedrijf
Waarschuwing!
•
Na elke nieuwe instelling raden wij aan om
een proefsnede te maken om de ingestelde
maten te controleren.
•
Bij alle snijwerkzaamheden moet de bovenste
zaaglintgeleiding (11) zo dicht mogelijk bij het
werkstuk worden gezet (zie 5.5).
•
Het werkstuk moet altijd met beide handen
geleid en vlak op de zaagtafel (15) gehouden
Anl_TC-SB_245_L_SPK9.indb 92
NL
worden, om te vermijden dat het zaaglint (26)
vastgeklemd raakt.
•
Het aanzetten van het werkstuk moet altijd
met een gelijkmatige druk gebeuren, die juist
volstaat opdat het zaaglint probleemloos door
het materiaal snijdt, maar niet blokkeert.
•
Gebruik voor alle snijprocessen waarvoor
deze kunnen worden ingezet, altijd de paral-
lelle aanslag (24) of de dwarsaanslag (10).
•
Het is beter om een snede in één keer uit te
voeren dan in meerdere stappen, waarvoor
mogelijk een terugtrekken van het werkstuk
nodig is. Als desondanks het terugtrekken
niet te vermijden is, moet de lintzaagmachine
vooraf worden uitgeschakeld en het werkstuk
mag pas dan worden teruggetrokken, nadat
het zaaglint (26) tot stilstand is gekomen.
•
Bij het zagen moet het werkstuk altijd met zijn
langste zijde worden geleid.
Gevaar! Bij het bewerken van smalle werkstuk-
ken moet u absoluut een schuifstok gebruiken. De
schuifstok (35) moet altijd binnen handbereik aan
de daartoe voorziene houder (36) aan de zijkant
van de zaag worden bewaard.
7.1 Uitvoeren van langssneden (afb. 19)
Hierbij wordt een werkstuk in zijn lengterichting
doorgesneden.
•
Parallelle aanslag (24) aan de linkerkant (in-
dien mogelijk) van het zaaglint (26) instellen
overeenkomstig de gewenste breedte.
•
Zaaglintgeleiding (11) neerlaten op het
werkstuk (zie 5.5).
•
Zaag inschakelen.
•
Eén kant van het werkstuk met de rechter
hand tegen de parallelle aanslag (24) druk-
ken, terwijl de vlakke zijde op de zaagtafel
(15) rust.
•
Werkstuk gelijkmatig langs de parallelle aans-
lag (24) in het zaaglint (26) schuiven.
•
Belangrijk: lange werkstukken aan het einde
van het snijden beveiligen tegen neerkantelen
(bijv. door afrolstandaard enz.).
7.2 Uitvoeren van schuine sneden (afb. 20)
•
Zaagtafel instellen op de gewenste hoek (zie
6.4).
•
Snede uitvoeren zoals beschreven onder
(7.1).
7.3 Uitvoeren van dwarssneden (afb. 21)
•
Dwarsaanslag (10) in de groef van de zaagta-
fel (15) schuiven en instellen op de gewenste
hoekmaat (zie 6.5).
- 92 -
19.11.2020 08:10:20