230 bar + 70 bar = 300 bar
Lengte van zijde (1) en (2) = 1000 mm
Zijde (3) druk = 200 bar
Zijde (4) druk = 100 bar
200 bar + 100 bar = 300 bar
Lengte van zijde (3) en (4) = 1500 mm
> Het resultaat van de drukmetingen (bar) van zijde
(1) en zijde (2) moet in verhouding worden gezet tot
de gemeten lengte (mm) van parallelle zijden.
> Ook het resultaat van de drukmetingen (bar) van
zijde (3) en zijde (4) moet in verhouding worden
gezet tot de gemeten lengte (mm) van de parallelle
zijden.
> Met de regel van drie moet worden berekend waar
het zwaartepunt ligt en daarbij moet respectievelijk
de hoogste van de twee drukwaarden van de paral-
lelle zijden worden gebruikt als referentiewaarde.
300 bar ≙ 1000 mm
230 bar ≙ 767 mm
Voorbeeld zijde (1) en (2):
300 bar ≙ 1500 mm
Voorbeeld zijde (3) en (4):
200 bar ≙ 1000 mm
> Noteer de resultaten. Op het snijpunt van beide
lijnen bevindt zich het berekende zwaartepunt.
Voordat de heflast mag worden opgeheven, moeten de
hefzijde, de draaias en de exacte hefpositie worden
bepaald.
Bovenaanzicht voorbeeld 1 ideale situatie
© JUNG Hebe- und Transporttechnik GmbH
Draaibare onderstellen JKB / Servo-onderstellen JLF
Bij het voorbeeld 1 van de ideale situatie wordt het
heftoestel aan elk van de vier zijden in het midden
bevestigd, aangezien het zwaartepunt exact in het
midden ligt.
Bovenaanzicht voorbeeld 2 gecompliceerde situatie
Symbool
•
I
Beschrijving
Zwaartepunt
Gekozen hefzijde
Eveneens toegestane
hefzijde
Verboden hefzijde
Draaias
- 137 -