B. GEOMETRIE VAN DE LUSSEN
C. BEPALEN VAN HET AANTAL WIKKELINGEN VAN DE LUSSEN
Voorbeeld: indien L = 2 m, Ea = 1 m en het aantal wikkelingen = 4, dan NA = 2x1x4 = 8 < 20.
Hieronder vindt u het aanbevolen aantal wikkelingen:
O
p
p
e
<
3
3
-
6
-
1
D. SLEUFDIEPTE
AANSLUITINGEN
Relay Stekerbuis voorgestelde
referenties :
• OMRON PF113A-D
• LUNDBERG R11
• MAGNECRAFT 70-465-1
• IDEC SR3P-05C
• ERSCE ES11
• CUSTOM CONNECTOR
CORPORATION OT11
A. DE 3 CONFIGURATIES
INSTELLINGEN
• Configuratie # 1: sturing enkelvoudige lus (RMG1)
• Configuratie # 2: sturing dubbele lus in onafhankelijke modus (RMG2 met microschakelaar #10 OFF)
• Configuratie # 3: sturing dubbele lus in gecombineerde modus (RMG2 met microschakelaar #10 ON)
Aansluitkabel
Om redenen van gelijkvormigheid, mag de antennefactor, die bepaald wordt door de
oppervlakte van de lus vermenigvuldigd met het aantal wikkelingen, nooit groter zijn
v r
a l
k
e t
A
a
t n
l a
w
k i
k
l e
n i
g
e
n
m
4
2
5
m
3
2
0
m
2
2
4 mm
de eenheid moet op een geschickt UL herkennd SWIV2 Relay Stekerbuis geplaatst worden
• Twee naast elkaar gelegen lussen die aangesloten zijn op dezelfde
sturing met dubbel kanaal, mogen desgevallend een
gemeenschappelijke aansluiting hebben.
• Vermijd grote lussen of lange aansluitkabels (max. 100 m),
aangezien de gevoeligheid daaronder lijdt.
OPGELET:
dan NA = 20.
• maak een kanaal met een diepte van 30 - 50 mm in de grond,
afhankelijk van het aantal kabellussen
• maak het kanaal schoon en droog, alvorens de kabel erin te plaatsen
• vul het kanaal op met waterdicht materiaal
OPGELET :
het vet van de pinnen van de steker niet verwijderen
UL VERPLICHTING :
6
7
5
4
3
10
2
1
11
33
P
n i
1
V
o
e
d
n i
g
V
o
e
d
n i
g
P
n i
2
P
n i
3
R
e
a l
s i
2
(
N
O
)
P
n i
4
R
e
a l
s i
2
(
C
O
M
)
8
P
n i
5
R
e
a l
s i
1
(
N
O
)
P
n i
6
R
e
a l
s i
1
(
C
O
M
)
9
P
n i
7
L
s u
A
P
n i
8
G
e
m
e
e
n
c s
h
a
p
p
e
P
n i
9
L
s u
B
P
n i
1
0
R
e
a l
s i
1
(
N
C
)
P
n i
1
1
R
e
a l
s i
2
(
N
C
)
k j i l
l e
s u
e
n
a
a
d r
n i
g