Installatiehandleiding voor IS433 - IS434 - IS435
Dank u voor het kopen van onze foto–elektrische
stralensensor.
Als hij juist wordt geïnstalleerd zult u lang op deze sensor
kunnen vertrouwen.
Lees deze handleiding zorgvuldig voor een correct en
efficiënt gebruik.
Deze sensor is bestemd voor het detecteren van
indringers en het geven van alarm; het is geen
inbraakwerend
apparaat.
Vanderbilt
verantwoordelijk
voor
schade,
verliezen veroorzaakt
door
ongelukken,
overmacht, (waaronder inductie spanning door bliksem),
of misbruik, verkeerd gebruik, abnormaal
onjuiste installatie of onjuist onderhoud.
Productomschrijving
De Vanderbilt foto–elektrische stralensensor (IS433,
IS434 en IS435) bestaat uit een infrarood–zender en
ontvanger.
Hij is bestemd om als "EN" schakeling gebruikt te
worden, er wordt alleen alarm gegeven als twee bundels
boven elkaar tegelijk worden onderbroken.
Er wordt geen alarm gegeven als insecten of vallende
bladeren slechts één bundel onderbreken.
Daarnaast zijn vier kanalen van bundelfrequenties
beschikbaar om overspraak te voorkomen als meerdere
apparaten gekoppeld worden in lijn of boven elkaar.
Omschrijving onderdelen
A – aansluitklemmen
B – bundelkanaal
C – lens
D – zoeker
E – LED aan
F – horizontale afstelling
G – vertikale instelschroef
H – LED alarm
I – LED demping
J – instelling reactietijd
K – controlebus
L – zelftappende schroef
M – plaat voor montage op paal (Optie)
N – paalbeugel (Optie)
O – demper
Muurmontage
(fig. 4)
Haal het deksel van het apparaat en schuif de
montageplaat er af (fig. 4A).
Trek de draad aan de installatiezijde door de opening.
Breek het plaatje uit de doorvoer op de montageplaat
en trek de draad erdoor. Zet de plaat vast met 4 mm
schroeven (fig. 4B).
Vul de opening tussen de doorvoer en de draad met
dichtingspasta.
Verwijder de uitbreekplaatjes aan de achterzijde en
voer de kabel door, zie fig. 4C, en bevestig het geheel
op de montageplaat.
Controleer na het aansluiten van de bedrading of alles
goed op zijn plaats zit en bevestig het deksel.
De sensorkap hoeft niet afgedicht te worden want
deze is regendicht.
Montage op een paal
(fig. 5A)
Gebruik een paal met een diameter van 38mm tot
45mm.
Plaats losjes 2 bouten M4x20 met verzonken kop in de
paalmontagebeugel.
Verwijder het deksel en neem de montageplaat van de
behuizing.
Plaats
losjes
twee
M4x10
paalmontageplaat en bevestig de sensormontageplaat
daaraan.
Breek het plaatje uit de doorvoer op de montageplaat
en trek de draad erdoor. Zet de plaat vast met 4 mm
schroeven (fig. 4B).
Vul de opening tussen de doorvoer en de draad met
dichtingspasta.
Verwijder de uitbreekplaatjes aan de achterzijde en
voer de kabel door, zie fig. 4C, en bevestig het geheel
op de montageplaat
Controleer na het aansluiten van de bedrading of alles
goed op zijn plaats zit en bevestig het deksel.
De sensorkap hoeft niet afgedicht te worden want
deze is regendicht
Montage op een paal rug aan rug en in
een rechte hoek
Bevestig eerst de paalmontageplaat voor de eerste
sensor.
Plaats de paalbeugel voor de tweede sensor onder de
paalmontageplaat van de eerste en bevestig de
tweede paalmontageplaat ondersteboven.
Breek het plaatje uit de doorvoer op de montageplaat
is
niet
en trek de draad erdoor. Zet de plaat vast met 4mm
verwondingen
of
schroeven (fig. 4B).
diefstal,
Vul de opening tussen de doorvoer en de draad met
dichtingspasta.
gebruik,
Verwijder de uitbreekplaatjes aan de achterzijde en
voer de kabel door, zie fig. 4C, en bevestig het geheel
op de montageplaat.
Controleer na het aansluiten van de bedrading of alles
goed op zijn plaats zit en bevestig het deksel.
De sensorkap hoeft niet afgedicht te worden want
deze is regendicht.
Plaats van installaties
Afstellingen (fig. 6)
Met behulp van de afstelling kan de lens horizontaal (90
graden) en vertikaal (10 graden) bewegen zodat de
sensor in alle richtingen kan werken (figuur 6A, 6B, 6C).
Pas op bij het installeren
– Vermijd bovengrondse stroomkabels.
– Bij
installatie
(fig. 1)
bedradingsmethoden aanvaardbaar als voor telefoons
of intercoms. Kabels buiten moeten in leidingen
aangebracht worden of er moet gebruik gemaakt
worden van ondergrondse kabel of
metaalafscherming.
Kabellengte tussen sensor en
bedieningspaneel
IS433
AWG22 (ø0.65mm)
AWG20 (ø0.8mm)
AWG18 (ø1.0mm)
AWG17 (ø1.1mm)
IS434
AWG22 (ø0.65mm)
AWG20 (ø0.8mm)
AWG18 (ø1.0mm)
AWG17 (ø1.1mm)
IS435
AWG22 (ø0.65mm)
AWG20 (ø0.8mm)
AWG18 (ø1.0mm)
AWG17 (ø1.1mm)
De maximale kabellengte als twee of meer sets
worden aangesloten is de waarde hierboven
gedeeld door het aantal sets.
De signaallijn kan tot een afstand van maximaal
bouten
in
de
1000m worden bedraad met AWG22 (diameter 0,65
mm) telefoonkabel.
(fig. 5B)
binnen
zijn
soortgelijke
kabel met
12V
24V
210m
1900m
360m
3200m
540m
4900m
650m
5900m
12V
24V
160m
1400m
260m
2400m
400m
3600m
480m
4300m
12V
24V
150m
1300m
250m
2200m
370m
3300m
450m
4000m
Reactietijd
(fig. 8)
Stel de reactietijd als volgt in. Een langere reactietijd
vermindert de kans op vals alarm door vogels en losse
voorwerpen, maar bij een te lange tijd worden mensen
niet goed meer waargenomen. Het is dus nodig om de
instelling te testen om de beste detectie te verkrijgen voor
de specifieke locatie van de installatie.
Bij een overdreven lange reactietijd kunnen mensen
niet goed waargenomen worden.
Door de potmeter omhoog te draaien om de
reactietijd te verlengen wordt de UL–vermelding
ongeldig.
Afstelling en bediening
(fig. 10)
Schakel de stroom in met het deksel verwijderd.
Stel dezelfde bundelkanalen in op zender en ontvanger
(in de fabriek is kanaal 1 ingesteld).
Richt de lens van de zender op de lens van de
ontvanger. De zoeker zit tussen de twee lenzen. Kijk
aan een van beide kanten door de zoeker en breng de
optiek horizontaal en vertikaal in lijn tot de andere
sensor zichtbaar is. (beweeg het centrale gedeelte om
de horizontale hoek te veranderen)
Stel verder af tot de verzwakkings–LED van de
ontvanger UIT gaat.
Als de sensor buiten wordt geplaatst, stel dan fijn af met
de demper op de optiek van de ontvanger totdat de
verzwakkings–LED UIT gaat.
Als de sensor buiten wordt geplaatst is het aan te
bevelen met behulp van een testmeter de uitlijning te
controleren. U kunt het signaal van de bundel
bevestigen door een testmeter in de controlebus van
de ontvanger te steken.
De vermelde spanning geldt bij geplaatste demper.
Testen
Voer regelmatig elke maand een test uit. Loop voor de
ontvanger en kijk of de LED looptest gaat branden als de
bundel wordt onderbroken. Controleer de werking van de
relais door te letten op het statuslampje op het
controlepaneel.
Onderhoud
De foto–elektrische sensors van Vanderbilt zijn zo goed
als onderhoudsvrij, behalve als ze in een stofferige of
vuile omgeving geplaatst zijn. Vuile sensors moeten
indien nodig worden afgeveegd met een vochtige doek.
Veranderen van de bundelfrequentie
(fig. 11)
Deze
functie wordt gebruikt ter voorkoming van
overspraak of afbuiging van stralen als sensors boven of
achter elkaar geplaatst zijn.
Als sensors boven of achter elkaar geplaatst zijn wordt
aanbevolen om met een testmeter de uitlijning af te
stellen om die optimaal te maken en tevens gebruik te
maken van de functie voor het veranderen van de
bundelfrequentie.
Als sensors boven elkaar geplaatst worden, moeten de
bovenste en de onderste van hetzelfde typenummer
zijn.
Stel de zender en de ontvanger af op hetzelfde kanaal.
Raadpleeg de tekening en stel het bundelkanaal in als
twee of meer sensors boven of achter elkaar geplaatst
worden.
13