GEBRUIK
A. Installatie van het apparaat
De lader mag alleen worden gebruikt met batterijen van motorvoertuigen met een bedrijfsspanning
van 12V gelijkstroom. Sluit de lader niet aan op systemen van 6Vdc of 24Vdc of op andere systemen.
Controleer of het apparaat en de kabels niet beschadigd zijn. Als dit wel zo is, gebruik ze dan niet en
neem contact op met uw dealer voor een inspectie of eventuele herstelling.
Ga na of de spanning aangegeven op het identificatieplaatje (of in de handleiding) van de op te laden
batterij compatibel is met dit apparaat (12V).
Neem de handleiding van de op te laden batterij erbij indien mogelijk. Deze kan specifieke instructies
geven bij het opladen (bijvoorbeeld het wegnemen van de kabelschoenen enz.).
1) Vrije installatie
Plaats het apparaat op een vlak en stabiel oppervlak. Laat voldoende ruimte rond het apparaat voor
een vrije luchtcirculatie en om gemakkelijker toegang te hebben tot de aansluitingen.
2) Installatie met de ophanghaak
U kunt de batterij ophangen met haar ophanghaak. Hang het apparaat aan een vaste en beveiligde
inrichting die het gewicht van het apparaat kan dragen. Installeer geen andere objecten op het
apparaat, u loopt het risico het te doen vallen door het extra gewicht. Schud niet met het apparaat
en doe het zijn evenwicht niet verliezen als het is opgehangen.
3) Installatie met de magnetische basis
De magnetische basis situeert zich onder het apparaat. Verwijder het deksel dat de magnetische
basis beschermt. Installeer het apparaat op een inrichting die de magnetische basis ondersteunt.
Zorg dat het apparaat stabiel staat opgesteld. Installeer geen andere objecten op het apparaat, u
loopt het risico het te doen vallen door het extra gewicht. Schud niet met het apparaat en doe het
zijn evenwicht niet verliezen.
B. Aansluiten van de batterijlader
Als het nodig is de batterij uit het voertuig te verwijderen, doe dit dan volgens de instructies gegeven
door de fabrikant van de batterij.
Controleer de polariteit van de batterij. Als specifieke instructies
voor het opladen worden gegeven door de fabrikant, volg deze
dan op (bijvoorbeeld het wegnemen van de kabelschoenen en
andere inrichtingen).
Gebruik de bij de lader meegeleverde poolklemmen of kabelogen.
Assembleer de kabel van de poolklemmen of de kabel van de
kabelogen op de lader.
Sluit vervolgens de tang of het rode kabeloog (positieve +) aan
op de positieve polariteit (+) van de batterij.
Sluit vervolgens de tang of het zwarte kabeloog aan op de
negatieve polariteit (-) van de batterij.
Sluit de lader aan op de elektrische voeding.
Als de polariteitsindicator
poolklemmen of kabelogen werden aangesloten
verkeerde polariteit: Koppel de lader en de kabels los. Herbegin
de aansluiting en respecteer de polariteit van de kabels.
C. Loskoppelen van de batterij
Koppel de lader steeds los op de volgende wijze om een ongeval te voorkomen:
- Koppel de lader los van de batterij.
aangaat, wil dit zeggen dat de
18
op
de
3
1
2