Schakel het apparaat uit als u schade ontdekt
en zorg dat het apparaat daarna niet opnieuw
in bedrijf kan worden gesteld. Laat het
apparaat door een erkende vakman of door
FINO GmbH repareren.
Zorg er voordat u het apparaat inschakelt altijd voor
dat de watervulopening (5) goed is afgesloten.
Watervulopening of wateraftapschroef op de bodem
van het apparaat niet openen als de drukaanwijzer
(4) niet op nul staat. Geen chemische of andere
additieven in het apparaat doen. Alleen gedestilleerd
water in een mengverhouding 1:1 met leidingwater
gebruiken. Onder spanning staande apparaten of
gedeelten niet reinigen. Ventilatieopeningen van het
apparaat niet afdekken. Stoompistool (9) niet op
personen of dieren richten. Het apparaat kan na
langdurig gebruik warm worden – gevaar voor ver-
branding. Raak het mondstuk van het stoompistool
niet aan als het apparaat klaar is voor gebruik.
Bedien het apparaat niet met vochtige of natte han-
den. Hang het stoompistool altijd op aan de daarvoor
bedoelde pen (7). Onderhoudswerkzaamheden of
reparaties mogen uitsluitend worden uitgevoerd
door een geschoolde vakman of een erkende dealer.
FINO GmbH aanvaardt geen aansprakelijkheid voor
schade die voortvloeit uit onjuist gebruik of gebruik
voor een ander doel dan waarvoor het apparaat bes-
temd is.
4. Inbedrijfstelling
4.1 Vóór inbedrijfstelling
Controleer het apparaat voor inbedrijfstelling op
eventuele transportschade. Meld transport-schade
direct bij de leverancier.
Controleer of het apparaat in de staat ver-
keert waarin het behoort te verkeren.
Controleer met name het netsnoer op beschadigin-
gen zoals knikken, scheurvorming of veroudering!
Als het netsnoer beschadigd is, mag het appa-
raat niet in gebruik worden genomen! Laat
beschadigde netsnoeren door de technische klan-
tenservice of door een elektricien vervangen door
een gelijkwaardig of beter netsnoer. Controleer de
nominale spanning van het apparaat voordat u het
op het net aansluit. De op het typeplaatje aangege-
ven spanning moet overeenkomen met de plaatse-
lijke netspanning. Steek de netaansluitstekker in een
geaard veiligheidsstopcontact. Sluit het apparaat
4
aan via een foutstroom-veiligheidsschakelaar (FI).
Schroef de meegeleverde ophangpen voor het hand-
stuk (7) aan de rechterkant in het apparaat.
4.2 Plaats van opstelling
Let op brandgevaar!
Stel het apparaat op op een droge en effen
plaats. Apparaat niet inbouwen in een kast.
Ventilatieopeningen van het apparaat niet afdekken.
Apparaat alleen gebruiken in gesloten ruimten die
niet blootstaan aan omgevingsinvloeden.
5. Hantering
5.1 Watertank vullen
Watervulopening (5) niet openen als het apparaat in
bedrijf is of als de drukaanwijzer (4) niet op nul
staat. Zorg er telkens voordat u het apparaat inscha-
kelt voor dat de watervulopening goed is afgesloten.
Geen chemische of andere additieven in het appa-
raat doen. Alleen gedestilleerd water in een
mengverhouding 1:1 met leidingwater gebrui-
ken. Gebruik een vultrechter voor het vullen van het
apparaat.
Open de watervulopening en plaats de vultrechter.
Verwijder de trechter na het vullen en sluit de water-
tank weer goed a
Wateralarm
Bij een te lage waterstand klinkt er een
geluidssignaal en wordt de waterpeilmeter
(2) verlicht. Stop direct met werken. Schakel het
apparaat met de hoofdschakelaar (1) uit en wacht tot
de druk in het binnenste van het apparaat is afgeno-
men (kijk op de drukmeter). Zodra de druk tot 0
gedaald is, opent u de watervulopening (5) voorzich-
tig en langzaam stukje bij beetje tot de stoom hele-
maal ontsnapt is. Laat de ketel eerst 15 minuten
afkoelen voor hij opnieuw wordt gevuld. Zo voorkomt
u een temperatuurschok of breuk.
Vul de watertank zoals beschreven onder 5.1.
Gebruik voor het opnieuw vullen lauwwarm tot warm
water. Schakel het apparaat weer in (1).