h. Test vervolgens opnieuw de afdichting.
2.6.5 - Vacuüm in de installatie
Nadat alle tests en controles voor de perfecte afdichting werden uitgevoerd, moet de installatie vacuüm
worden gezogen zodat ze van onzuiverheden wordt ontlast (lucht, stikstof en vochtigheid).
a. Gebruik een vacuümpomp met een capaciteit van 40 l/min (0,66 l/s) een verbind ze aan de hand van een
slang en een fitting van 5/16" met de dienstkoppeling van de gaslijn.
b. De druk in het circuit verlagen tot op de absolute waarde 50 Pa gedurende ongeveer 2 uren.
Als u na deze periode er niet in bent geslaagd om de druk op de ingestelde waarde
te brengen (50 Pa), betekent dit dat in het circuit veel vochtigheid of een lek aan-
wezig is.
c.
De vacuümpomp nog 3 uren laten draaien.
Als hierna de waarde nog niet werd bereikt, moet u de lekken opzoeken.
d. Nadat de installatie werd gereinigd en vacuüm werd gezogen, de pompkoppeling verwijderen terwijl
de pomp nog in bedrijf is.
e. De dop vastschroeven (20) (afb. 23).
2.6.6 - De installatie vullen
De dop openen om de kraan van de zuiglijn en
devloeistofkraan te kunnen gebruiken. Door ze te
openen wordt het apparaat met koelvloeistof gevuld.
• Zoek in de documentatie van het ap-
paraat een blad met 2 zelfklevende
etiketten.
• Verwijder het onderste etiket en kleef het
bij het vulpunt en/of herstelpunt.
• Schrijf duidelijk op het etiket van het
koelmiddel met onuitwisbare inkt de
hoeveelheid koelvloeistof die u hebt
gebruikt om te vullen.
• In het vakje "1" de hoeveelheid gas
schrijven, bepaald in de technische
gegevens (kg).
• In het vakje "2" de eventuele extra lading
schrijven, toegevoegd door de installateur
(kg).
• In het vakje "3" de som van de twee vorige
waarden schrijven (kg).
GR A
-
φόρτ
-
B
-
A
B
A
B
plaque
A B
, και +
A B
kg
1
kg
2
kg
3
B
A
NL - 21
PHENIX E INVERTER