3�
Verwijder de spuitkop door hem van de
pistoolbehuizing af te trekken�
4�
Veeg de vloeistofnaald schoon�
Bevestigen van luchtkoppelings- of
regelapparatuur
U moet een luchtkoppeling, een luchtregelaar
of een luchtstroomregelklep aan de luchtinlaat
bevestigen, die zich aan de onderkant van de
spuitpistoolbehuizing bevindt�
Voorbeeld van het bevestigen van een luchtregelklep:
1�
Draai de luchtregelklep met de hand op de
schroefdraad van de luchtinlaat�
2�
Gebruik één sleutel om de luchtregelklep
aan te sluiten� Bevestig de luchtklepmoer en
draai de verbinding dan vast�
De luchtdruk instellen
Druk HVLP: Voor optimale spuitprestaties trekt u
de trekker terug en stelt u de werkdruk in op 1,24
bar (18 psi) voor de 1,1, 1,4 en 1,8 spuitkoppen�
Opmerking: Gebruik bij het bedienen
van dit apparaat alleen onbeschadigde,
geschikte oplosmiddelbestendige en correct
drukbestendige statisch geleidende luchtslangen�
De drukvloeistofslangconnector op het
pistool bevestigen
1�
Verwijder de borgpen van de
connectorbeugel van de drukvloeistofslang
2�
Schuif de beugel over de luchtinlaat
binnen de sleuf in dezelfde richting als
de spuitkoppen op de pistoolbehuizing
schuiven�
3�
Bevestig de borgpen weer in de gaten in de
beugel van de drukvloeistofslangconnector�
118
118