2.8 De scanfunctie gebruiken
Dankzij deze functie kunt de straal makkelijker zien als de laser zich op grotere
afstand bevindt. Schakel de laser in als u de scanfunctie wilt gebruiken. De
laser in enkelvoudige punt modus schakelen.
Indien de laser in de lasersmetlijn stand staat, de hendel (4a) op de rotatiekop
omlaag brengen, zodat de laserstraal uit de straalopening (3) schijnt.
Gebruik het toetsenbord of de afstandsbediening ZDR300 om de laser in scan
modus te schakelen.
Voor het aktiveren van de scan funktie, druk toets (14) en toets (17) van de
laser gelijktijdig.
De straal knippert totdat de laser zich waterpas heeft gesteld. Daarna begint
het scannen. Gebruik toets (16) of (17) om de scan naar links of rechts te
sturen.
Met toets (15) kunt u de scan lengte verkleinen en met toets (14) vergroten
(10° tot 35°). Om de scanfunctie uit te schakelen drukt u nogmaals gelijktijdig
op toets (14) en (17).
Bediening
ZEL400HV | 13