6. DEFECTEN / OPLOSSINGEN
Hieronder vindt u een lijst met mogelijke defecten en oplossingen. Alle problemen geven aanleiding tot een
abnormale werking van de brander.
In de meeste gevallen gaat bij een probleem het lampje branden van de manuele herbewapeningsknop van
de controle- en bedieningsdoos (3, fig. 1, blz. 1).
Als dat lampje brandt, kan de brander opnieuw worden opgestart door een eenvoudige druk op de knop. Is er
een normale ontsteking dan kan deze onverwachte branderstop toegeschreven worden aan een occasioneel
probleem.
Indien de brander daarentegen opnieuw in veiligheid gaat (vergrendelt), gelieve de hieronder opgenomen
tabel te raadplegen.
DEFECTEN
De led op de controle-
doos is uit en de bran-
der ontsteekt niet.
Groene led aan en de
brander blijft in voort-
durende voorventilatie.
De brander doorloopt
de fases van voorven-
tilatie en ontsteking
normaal maar gaat in
veiligheid
(vergren-
delt) na ± 5 sec.
De brander start maar
met een vertraagde
ontsteking.
WAARSCHUWING
De fabrikant is niet verantwoordelijk in geval van onconform gebruik, slechte afstelling en niet naleving van de
aanwijzingen vervat in dit document.
2585
MOGELIJKE OORZAKEN
Geen elektrische voeding
(Geen stroom).
De aansluitingen van de controledoos
zijn niet correct.
De fotoweerstand wordt door een
externe lichtbron belicht.
De fotoweerstand is vuil.
De fotoweerstand is beschadigd.
Afhaken van de vlam.
Ontstekingselectroden slecht
afgesteld.
Te sterk luchtdebiet.
Verstuiver vuil of beschadigd.
Check de spanning aan het klemmen-
bord L1 - N van de 7-polige mannelijke
stekker.
Check de zekeringen.
Check of de thermostaat niet
vergrendeld is.
Check alle aansluitingen.
De externe lichtbron verwijderen /
uitschakelen.
Reinigen
Vervangen.
Druk en debiet van de brandstof
checken.
Luchtdebiet checken.
Verstuiver vervangen.
Bobijn van het electromagneetventiel
checken.
Afstellen zoals opgegeven in de
technische documentatie.
Afstellen zoals opgegeven in de
technische documentatie.
Vervangen
10 NL
OPLOSSINGEN