6.2.2
Test werking van de machine
Actie
1.
De machine opstarten
(par. 6.3 ).
2.
De maai-inrichting
inschakelen (par.6.3 ).
3.
Beide hendels
aanwezigheid
bediener (afb. 19.A)
loslaten.
1.
De machine opstarten
(par. 6.3 ).
2.
Schakel de
tractiehendel
in (par.5.4).
3.
Laat de hendel van
de aandrijving los.
Rijtest
Indien eender welke van deze resultaten verschilt
van wat aangegeven is in de tabellen, mag de machine
niet gebruikt worden! Richt u tot een dienstencentrum
voor de nodige controles en herstelling.
6.3
STARTEN
OPMERKING Start de machine op een vlakke
ondergrond zonder hindernissen of hoog gras.
OPMERKING Controleer de correcte
combinatie van de accu's volgens de instructies
in de tabel "Technische Gegevens".
Open het luikje voor toegang tot
1.
de accuholte (afb. 14.A).
2.
Plaats de accu's in de zitting (par. 7.2.3).
3.
Plaats de contactsleutel (afb. 15.A)
helemaal en draai hem op "ON".
4.
Druk op de inschakeltoets (afb. 16.A).
De display blijft 15 sec ingeschakeld.
5.
Schakel de maai-inrichting in door eerst
de veiligheidsknop aan de rechter kant
(afb. 17.A) in te drukken, en daarna de hendel
aanwezigheid operator (afb. 17.B).
6.
Om de aandrijving in te schakelen, moet de hendel
achteraan de steel (afb. 17.C) ingedrukt worden.
6.4
HET WERKEN
BELANGRIJK Behoud tijdens het werk steeds de
veiligheidsafstand ten opzichte van het maaimechanisme,
die overeenstemt met de lengte van de steel.
BELANGRIJK Om optimale werkzaamheden
van de machine te garanderen, wordt aanbevolen
om de twee accu's simultaan te gebruiken.
Resultaat
1.
Het display gaat aan
en de machine is
klaar voor gebruik.
2.
Het maaimechanisme
moet bewegen.
De hendels moeten
3.
automatisch en snel
naar de neutrale stand
terugkeren, de motor
moet stilvallen en het
maaimechanisme
moet binnen enkele
seconden stoppen.
1.
Het display gaat aan
en de machine is
klaar voor gebruik.
2.
De wielen doen de
machine vooruit gaan.
3.
De wielen stoppen
en de machine stopt
de voortbeweging.
Geen abnormale trillingen.
Geen abnormaal geluid.
De autonomie van de accu's (en dus de oppervlakte
van de gazon die bewerkt kan worden alvorens weer
op te laden) wordt beïnvloed door verschillende
factoren, beschreven in (par. 7.2.1).
Tijdens het gebruik wordt de lading van de
accu's weergegeven op de display (percentage
van de overgebleven lading) (afb. 7.E).
BELANGRIJK Indien de motor tijdens het werk
stopt wegens oververhitting, moet men 5 minuten
wachten vooraleer deze weer op te starten.
6.4.1
Het gras maaien
Start de voortbeweging en het maaien
1.
van de met gras bedekte zone.
Pas de vooruitbewegingssnelheid en de
2.
maaihoogte aan (par 5.6) aan de toestand van het
grasveld (hoogte, dichtheid en vochtigheid van
het gras) en aan de hoeveelheid verwijderd gras.
Voor de modellen met tractie (par. 5.4): Er
wordt aanbevolen om niet te maaien op terreinen
die een helling hebben van meer dan 15°.
Het gazon zal er beter uitzien als het steeds
3.
op dezelfde hoogte en afwisselend in de
twee richtingen gemaaid wordt (afb. 18).
In geval van zijdelingse aflaat: er wordt
aanbevolen om een traject te volgen zodat
geen gemaaid gras wordt achtergelaten op
het gazon dat nog moet gemaaid worden.
In geval van "mulching" of aflaat
achteraan van het gras:
• Vermijd steeds grote hoeveelheden gras af te
snijden. Maai nooit meer dan een derde van de totale
hoogte van het gras in een enkele beurt (afb. 18).
• Houd het chassis steeds goed schoon (par. 7.3.1).
6.4.2
Tips om altijd een mooi gazon te hebben
• Voor een mooi, groen en zacht gazon is het nodig dat
het gras regelmatig gemaaid wordt. Het gazon kan
van verschillende soorten gras zijn. Bij regelmatige
maaibeurten, groeit het gras sneller, waardoor
meer wortelgroei ontstaat en een mooi dicht gazon
bekomen wordt; indien minder vaak gemaaid wordt,
wordt ook de groei van hoog en wild gras bevorderd
(klaver, margrieten, enz.) . De maaifrequentie wordt
bepaald aan de hand van de groei van het gras, waarbij
vermeden moet worden dat het gras te hoog wordt.
• De optimale hoogte van het gras van een goed verzorgd
gazon bedraagt ongeveer 4-5 cm en met een enkele
maaibeurt wordt best niet meer dan een derde van
de volledig lengte gemaaid. Als het gras erg hoog is,
raden wij aan om het gazon, met tussenpoos van één
dag, in twee keer te maaien, de eerste keer met de
maai-inrichtingen in de hoogste stand en de tweede
keer met de maai-inrichtingen in de gewenste stand.
• Een te laag maainiveau veroorzaakt scheuren en
leegtes in het grasveld, en een "gevlekt" aspect.
NL - 8