2. Sluit een geaarde nevelspuitslang aan op de inlaatzijde van het pistool.
Maak gebruik van twee sleutels (een voor het pistool en een voor de slang)
om alles goed vast te maken.
3. Start de spuitinstallatie met de spuitmond en de beschermkap van de
spuitmond van het pistool verwijderd. Spoel het spuitsysteem door en
bereid dit voor op gebruik aan de hand van de instructies in de handleiding
van de spuitinstallatie. Controleer het spuitsysteem om ervoor te zorgen dat
alle koppelingen vastzitten en nergens lekkage optreedt.
4. Volg de 'procedure voor het drukloos maken van
de installatie' zoals vermeld in de handleiding bij
de spuitinstallatie.
5. Met de punt van de spuittip (5) of een gelijksoortig
voorwerp om de afdichtring van de spuitmond
(3) en de afdichtring (4) aan de achterkant van de
beschermkap van de spuitmond (2) aan te brengen.
Indrukken om deze op de plaats te duwen.
6. Plaats de spuitmond (1) in het slobgat van de
beschermkap van de spuitmond.
7. Schroef de beschermkap van de spuitmond op het pistool. Plaats de
beschermkap van de spuitmond in de gewenste spuitpositie en draai deze aan.
Om te kunnen spuiten, moet de pijl op de hendel van de spuitmond
i
naar voren wijzen.
bedieninG
1. Om te kunnen spuiten, moet de pijl op de hendel van de spuitmond naar
voren wijzen.
2. Start de spuitinstallatie. Voor instructies betreffende de ingebruikname, zie
de handleiding van de spuitinstallatie.
3. Pas de vloeistofdruk van de spuitinstallatie aan totdat de sproeier een
keurige spuitnevel levert. Altijd op de laagst mogelijke druk werken om het
gewenste resultaat te bereiken.
De spuitmond bepaalt de grootte van het spuitpatroon en de
i
dekking. Indien u meer dekking nodig hebt, dient u een grotere
spuitmond te gebruiken en niet de vloeistofdruk te vergroten.
4. Het doorspuiten van een verstopte spuitmond:
a. Draai de spuitmond 180° zodat de pijl op de hendel van de spuitmond naar de
andere kant wijst.
b. Activeer het pistool eenmaal om ervoor te zorgen dat de druk de verstopping
eruit spuit.
86
5
2
1
4
3