moet worden om over de blokkeerpen te glijden, draait u deze rechtsom om de patroon niet los te
schroeven.
12. Tot slot, schroeft u de blokkeerring van de beschermdop rechtsom terug op zijn plaats en spant u
deze aan met de vingers.
4.2 De sensor monteren
4.2.1 De sensor positioneren
De sensor moet worden geïnstalleerd in een aansluitstuk of een doorstroomkamer die contact met
het te analyseren vloeistofmonster mogelijk maakt. De sensor en het meetinstrument worden met
een kabel en twee 10-pins-connectoren aangesloten. De sensorkabel is standaard 3 meter lang,
hoewel verlengkabels tot 1000 meter lengte beschikbaar zijn. De slimmer-sensortechnologie is
echter enkel beschikbaar tot afstanden van maximaal 750 meter. Zorgt u ervoor dat de sensor als
volgt gemonteerd wordt:
• loodrecht op de leiding
• op een horizontaal gedeelte van de leiding (of op een omhoog vloeiende verticale leiding)
• op minimaal 15 meter afstand van de afvoerkant van de pomp
• op een plek waar het monster stabiel en snel doorstroomt en zo ver mogelijk van:
• ventielen
• bochtstukken
• de aanzuigkant van pompen
• een CO
-injectiesysteem of soortgelijke systemen
2
Opmerking: Er kunnen situaties zijn waarbij niet aan al deze voorwaarden voldaan kan worden. Is dit het geval of
heeft u andere vragen, neem dan contact op met uw Hach-Lange-vertegenwoordiger om de situatie te bestuderen
en de best mogelijke oplossing te zoeken.
4.2.2 De sensor plaatsen
• Plaats de sensor recht in de doorstroomkamer of in het aansluitstuk. Draai de sensor niet.
• Draai de bevestigingsring met de hand vast.
• Sluit de sensorkabel aan.
• Controleer op lekken; vervang de O-ringen als het product zichtbaar lekt.
4.2.3 De sensor verwijderen
• Als u niet de ORBISPHERE 32003-wisselkoppeling gebruikt dan moet u de monsterstroom
stopzetten en de vloeistof uit de leiding laten lopen.
• Maak de sensorkabel die aangesloten is op het sensoruiteinde los.
• Houd de sensor in de ene hand om te voorkomen dat deze draait en schroef de moer los met de
andere hand.
• Neem de sensor recht uit het inlasstuk of uit de doorstroomkamer.
• Breng (om de aansluiting te beschermen) de sensorbeschermdop en de sensorbasis aan.
Hoofdstuk 5 Onderhoud
Het wordt aanbevolen om de sensor om de zes maanden standaard te onderhouden, hoewel dit
afhankelijk is van de applicatie. Dit omvat vervanging van het sensormembraan en reiniging van de
kop zoals beschreven in
op pagina 67.
Door het ORBISPHERE 32301 reinigings- en regeneratiecentrum te gebruiken in combinatie met het
standaard onderhoud kan de levensduur van de sensor aanzienlijk worden verlengd.
5.1 Het membraan vervangen en de kop van de sensor reinigen
Er is een sensor-vullingkit (zie
deze alle onderdelen bevat die nodig zijn voor het vervangen van het membraan en het reinigen van
Het membraan vervangen en de kop van de sensor reinigen
Kit met nieuwe vullingen voor sensors
op pagina 64) vereist omdat
Nederlands 67