Handleiding ACTIVE P30 Plus-serie
Bloeddrukmeting
Symptoom
Oorzaak
Batterijen leeg.
Na het indrukken
De batterijen
van
wordt niets
zijn verkeerd
weergegeven.
geïnstalleerd of
er is geen batterij
geïnstalleerd.
Beweging tijdens
meting.
De hartslag is
hoger/lager dan het
De meting is direct
gemiddelde van de
na een training
gebruiker.
genomen.
Mogelijk niet in de
correcte positie
Het resultaat is
tijdens de meting.
hoger/lager dan de
gemiddelde meting
De bloeddruk
van de gebruiker.
varieert af en toe op
natuurlijke wijze.
De manchet is niet
vastgemaakt.
Als de bloeddruk van de gebruiker hoger
De manchet blaast
is dan de druk die het apparaat heeft
weer op tijdens het
opgeblazen, verhoogt het apparaat de
meten.
bloeddruk automatisch en blaast hij
opnieuw op. Blijf ontspannen en wacht op
de meting.
Referentiewaarden
Wat te doen
Bloeddruk
Vervang de
De menselijke bloeddruk verhoogt op natuurlijke wijze na het
batterijen.
bereiken van de middelbare leeftijd. Dit symptoom is een resultaat
van de continue veroudering van de bloedvaten. Andere oorzaken
Controleer of de
omvatten diabetes, gebrek aan oefening en cholesterol (LDL)
batterijen correct
die zich vasthecht aan de bloedvaten. Een verhoogde bloeddruk
zijn geïnstalleerd.
versnelt de verharding van de aders en het lichaam wordt
gevoeliger voor beroerten en hartinfarcten.
Definities en classificatie van bloeddrukniveaus volgens 2007
Meting herhalen.
ESH-ESC Praktijkrichtlijnen voor de behandeling van arteriële
hypertensie:
Rust minstens 30
minuten voordat u
Categorie
de meting herhaalt.
Optimaal
Neem de juiste
Normaal
positie aan voor de
Hoog normaal
meting.
Graad 1 hypertensie
Denk hieraan voor
Graad 2 hypertensie
de volgende meting.
Graad 3 hypertensie
Maak de manchet
Geïsoleerde
opnieuw vast.
systolische
hypertensie
Geïsoleerde systolische hypertensie worden geclassificeerd in
graden (1, 2, 3) volgens de systolische bloeddrukwaarden in de
aangegeven bereiken, op voorwaarde dat de diastolische waarden
< 90mmHg zijn.
NL-9
Systolisch
< 120 mmHg
en
120 -129 mmHg
en/of
130 -139 mmHg
en/of
140 -159 mmHg
en/of
90– 99 mmHg
160 -179 mmHg
en/of
100 -109 mmHg
≥ 180 mmHg
en/of
≥ 140 mmHg
en
Diastolisch
< 80 mmHg
80 -84 mmHg
85 -89 mmHg
≥ 110 mmHg
< 90 mmHg