Bijwerkingen
De volgende bijwerkingen kunnen optreden:
Verstopte neus, droge neus, droge mond bij
het ontwaken, drukgevoel in de bijholtes,
irritaties van het bindvlies, storende geluiden
bij het uitademen, drukplaatsen in het
gezicht, ode plekken in het gezicht.
3 Bediening
Afb. A-E: zie bijgevoegd vouwblad).
3.1 Voorhoofdsteun instellen
(afb. A)
Fijne verstelling
Houd de bovenste lussen van de grove
verstelling ingedrukt. Plaats de fijne
verstelling in een van de drie
vergrendelingen.
Om de hoogte van het voorhoofdkussen c.q.
de fijne verstelling aan te passen (ca. 1 cm),
draait u de fijne verstelling 180°. Positioneer
deze vervolgens op de hierboven beschreven
wijze.
Grove verstelling
Houd de onderste lussen van de grove
verstelling ingedrukt. Positioneer de laatste in
een van de vergrendelingsposities van de
maskereenheid.
3.2 Masker opzetten
1. Haak een van de onderste bandenclips
van het masker los.
2. Trek de hoofdbanden over het hooft en
haak de bandenclip weer vast.
3. Stel de hoofdbanden met behulp van de
klittenbandsluitingen zodanig in dat het
masker dicht maar niet te strak op het
gezicht zit.
Alleen WEINMANNstrap:
De hoofdbanden WEINMANNstrap bie-
den hiervoor de volgende mogelijkhe-
den (zie ook "Overzicht" op de bijge-
voegde brochure):
30
Bediening
NL
– Klittenbandsluitingen aan beide zijkanten.
– Klittenbandsluiting boven op het hoofd:
maak de klittenband los, trek met beide
handen licht aan de uiteinden van de
hoofdbanden en druk de klittenbandslui-
ting weer aan.
U herkent aan de klittenbandstrips of
de hoofdbanden correct zijn aange-
bracht. De klittenbandstrips op het
voorhoofd hebben dezelfde kleur als de
binnenkant van de hoofdbanden.
Alleen HEADstrap:
De hoofdbanden HEADstrap bieden
hiertoe de volgende mogelijkheden (zie
ook "Overzicht" in het bijgevoegde
vouwblad):
– Grove instelling: sleuf "a" of "b" van de
hoofdbanden.
– Fijne instelling: vier klittenbanden.
4. Stel, indien noodzakelijk, de hoofdsteun
van het ademmasker opnieuw in.
3.3 Uitademsysteem (afb. E)
vented-varianten
De vented-varianten (alle maskeronderdelen
transparant) beschikken over een zogenaamd
geïntegreerd uitademsysteem: borgring en
maskereenheid zijn zodanig gevormd dat er
tussen deze delen een spleet ontstaat. Door
deze spleet kan de uitgeademde lucht
ontwijken. De speciale geometrie van deze
onderdelen garandeert dat de spleet bij het
opsteken van de borgring niet kan worden
gesloten. Sluit geen extern uitademsysteem
aan omdat de therapiedruk anders niet
bereikt wordt.
non vented-varianten
De non vented-varianten (borgring, hoek en
draaihuls in het blauw) beschikken niet over
een uitademsysteem. Sluit hierop in elk geval
een uitademsysteem aan. Anders bestaat er
gevaar voor CO
– terugademing en
2
verstikkingsgevaar.
Let op de gebruiksaanwijzing van uw
uitademsysteem