6.8
Systeemmeldingen definiëren t.b.v. ex-
terne melding
Systeemmeldingen worden met weergave A01 t/m A20
alsmede E0 op het display van de e-Comfortcontroller
weergegeven.
Progr.-
Display-
Min.-
niveau
weerga-
waar-
ve
de
7
A01
0
8
A02
0
9
A08
0
10
A10
0
11
A16
0
12
A18
0
13
A19
0
14
A20
0
Tab. 4: Via relais programeerbare systeemmeldingen
U kunt de systeemmeldingen A01 – A20 bovendien via
twee potentiaalvrije systeemmeldrelais evalueren. Hier-
toe kunt u de systeemmelding aan één van beide
systeemmeldrelais toewijzen. Systeemmeldrelais met
maakcontact: zie aansluitschema's bij 4.6.2 "Span-
ningsvoorziening installeren":
– klem 3: NO (normally open, relais 2)
– klem 4: C (aansluiting voedingsspanning systeem-
meldrelais)
– klem 5: NO (normally open, relais 1)
De definitie NO heeft betrekking op de spanningsloze
toestand. Zodra de spanningstoevoer naar de lucht/wa-
ter-warmtewisselaar tot stand is gebracht, trekken de
beide storingsmeldrelais (relais 1 en 2) aan.
Dit is de normale bedrijfsstatus van de lucht/water-
warmtewisselaar.
Zodra er een systeemmelding wordt afgegeven of de
voedingsspanning wordt onderbroken, valt het betref-
fende relais af en opent het contact.
Systeemmeldingen programmeren met waarde
– 0: Systeemmelding wordt niet naar het systeem-
meldrelais gestuurd, maar op het display wergegeven
– 1: Systeemmelding wordt door relais 1 gemeld
– 2: Systeemmelding wordt door relais 2 gemeld
– 3: Systeemmelding wordt noch aan het systeem-
meldrelais verzonden, noch op de display weergege-
ven (instelling alleen mogelijk via de RiDiag software)
6.9
Master-slave-code instellen
Bij het koppelen van meerdere lucht/water-warmtewis-
selaars (max. 10) dient u één warmtewisselaar als "mas-
ter" te definiëren en de andere als "slave". Hiertoe wijst
u elke lucht/water-warmtewisselaar een eigen code
Rittal Lucht/water-warmtewisselaar
Max.-
Fabriek-
Type resp. plaats van de storing
waar-
sinstelling
de
2
0
Behuizingdeur open
2
0
Interne behuizingstemperatuur te hoog
2
1
Condenswaarschuwing
2
1
Ventilator geblokkeerd of defect
2
1
Temperatuursensor interne temperatuur
2
1
EPROM
2
0
LAN/master-slave
2
0
Spanningsverlies
Een toelichting bij deze systeemmeldingen vindt u in pa-
ragraaf 6.10 "Systeemmeldingen uitlezen" (zie ook
afb. 20).
(adres) toe. Aan de hand hiervan kan de warmtewisse-
laar in het netwerk worden geïdentificeerd.
Bij het bereiken van de insteltemperatuur bij één van de
slave-warmtewisselaars of bij deurschakelaarfunctie
meldt de betreffende slave-warmtewisselaar dit aan de
master-warmtewisselaar, die alle andere warmtewisse-
laars uitschakelt.
Opmerking:
– Er mag slechts één warmtewisselaar als
master zijn gedefinieerd en de adressering
dient met het aantal slave-warmtewisse-
laars overeen te komen.
– De slave-warmtewisselaars dienen ver-
schillende adressen te hebben.
– De adressen dienen oplopend en aaneen-
sluitend te zijn.
Op de master-warmtewisselaar (00 = fabrieksinstel-
ling) stelt u in, hoeveel slave-warmtewisselaars er in het
netwerk aan de master zijn gekoppeld:
– 01: master met 1 slave-lucht/water-warmtewisselaar
– 02: master met 2 slave-lucht/water-warmtewisselaars
– 03: master met 3 slave-lucht/water-warmtewisselaars
– 04: master met 4 slave-lucht/water-warmtewisselaars
– 05: master met 5 slave-lucht/water-warmtewisselaars
– 06: master met 6 slave-lucht/water-warmtewisselaars
– 07: master met 7 slave-lucht/water-warmtewisselaars
– 08: master met 8 slave-lucht/water-warmtewisselaars
– 09: master met 9 slave-lucht/water-warmtewisselaars
Op de slave-warmtewisselaar (00 = fabrieksinstelling)
stelt u het eigen adres hiervan in:
– 11: slave-lucht/water-warmtewisselaar nr. 1
6 Bediening
23
NL