temperaturen tussen 0 °C en 45 °C. Op deze manier
wordt een lange levensduur van de accu bereikt.
De laadprocedure begint zodra de netstekker van de acculader
is aangesloten op het stopcontact en de accu in de lader
is geplaatst. Dankzij de intelligente laadmethode wordt de
laadtoestand van de accu automatisch herkend en wordt de
accu opgeladen met de optimale laadstroom, afhankelijk van
de temperatuur en de spanning van de accu. Dit zorgt voor
een langere levensduur van de accu en deze blijft volledig
opgeladen wanneer de accu in de lader wordt opgeslagen.
De laadprocedure wordt aangegeven door het
controlelampje van de lader dat groen knippert.
Indicatie acculading (E)
Tijdens de laadprocedure geven de indicatielampjes van
de acculading de capaciteit van de accu aan.
Accu opgeladen
De accu is volledig opgeladen wanneer de lampjes van de
accu uit gaan en het indicatielampje van de lader continu
groen brandt.
Daarna kan de accu worden verwijderd en onmiddellijk
worden gebruikt.
Als er geen accu is geplaatst brandt het indicatielampje
van de lader continu rood, wat aangeeft dat de stekker in
het stopcontact zit en de acculader klaar is voor gebruik.
Accutemperatuur lager dan 0 °C of hoger dan 45 °C
Als het indicatielampje van de lader rood knippert
wanneer de accu is geplaatst, dan geeft dit aan dat de
accutemperatuur niet binnen het temperatuurbereik voor
laden ligt (0 °C – 45 °C).
Zodra het toegestane temperatuurbereik is bereikt,
schakelt de acculader automatisch over op opladen.
Laadadvies
Bij voortdurende of diverse herhaalde ononderbroken
laadcycli kan de lader warm worden. Dit betekent verder
niets en duidt niet op een technisch defect van de lader.
Als de gebruikstijd na het opladen van de accu aanzienlijk
afneemt, geeft dit aan dat de accu is 'versleten' en moet
worden vervangen. Houd u aan de aanwijzingen voor het
afvoeren.
Indicatie acculadingregeling (E)
Druk op de knop om de drie indicatielampjes van de
acculading te activeren. Na ongeveer 5 seconden gaan de
lampjes automatisch uit.
De laadtoestand kan ook worden gecontroleerd wanneer
de accu is verwijderd.
Wanneer er geen indicatielampjes van de acculading gaan
branden wanneer op de knop wordt gedrukt, dan is de
accu defect en moet deze worden vervangen.
Om veiligheidsredenen kan de laadtoestand van de accu
alleen worden gecontroleerd wanneer het product stilstaat.
Indicatie temperatuurregeling
Als het rode waarschuwingslampje gedurende 5 seconden
brandt nadat u op de knop op de accu hebt gedrukt,
dan geeft dit aan dat de accu of de elektronica van het
product (met de accu geplaatst) zich niet in het optimale
temperatuurbereik bevindt. Als dit gebeurt, zal het product
niet werken of niet op vol vermogen werken.
Temperatuurregeling van de accu
Als het rode waarschuwingslampje knippert wanneer u
op de knop drukt of wanneer u op de ON/OFF-schakelaar
drukt (wanneer de accu is geplaatst): De accu is niet in het
temperatuurbereik voor bedrijf: -16±3 °C tot 69±3 °C.
De accu schakelt uit bij een temperatuur hoger dan 70 °C
totdat het optimale temperatuurbereik weer wordt bereikt.
Gebruiksduur accu
Als u de machine vaak in- en uitschakelt tijdens het
gebruik, zal dit de gebruiksduur van de accu verkorten.
40
Om de gebruiksduur te verlengen kunt u een extra accu
aanschaffen.
HET ACCUPACK AANBRENGEN (F)
1. Druk beide ontgrendelknoppen van de accu in (1 aan
elke kant). De accuhouder ontgrendelt en draait naar
beneden.
2. Plaats de accu in de houder.
3. Duw de accuhouder weer omhoog tot deze op zijn
plaats vastklikt.
HET GEREEDSCHAP STARTEN EN STOPPEN (G)
Om het gereedschap te starten, drukt u met uw duim
de vergrendeling naar beneden (G1). Terwijl u de
vergrendeling naar beneden houdt, knijpt u in de
gashendel om het gereedschap in te schakelen (G2).
Om het gereedschap te stoppen laat u de gashendel en
de vergrendeling los. De vergrendeling en de gashendel
moeten terugkeren naar hun oorspronkelijke stand. De
trimkop zal na ongeveer een seconde stoppen.
TRIMMEN
a WAARSCHUWING
• Het gebruik van oogbescherming wordt aangeraden.
• Buig u niet over de trimmer terwijl u trimt of kanten
afwerkt, de grastrimmerdraad kan voorwerpen
wegwerpen.
• Laat de trimmerkop niet op de grond rusten.
• Overbelast de trimmer niet.
Verwijder het accupack voordat u afstellingen uitvoert.
1. Trim met de nylondraad onder een hoek en gebruik de
punt (H).
2. Zwaai de trimmer in en uit het maaigebied en maak
steeds kleine snedes (J).
De draad wordt automatisch aangevoerd bij elke
keer dat de trimmerkop stopt met draaien en weer op
bedrijfssnelheid komt.
Er kan handmatig extra draad worden aangevoerd, zoals
beschreven onder HANDMATIGE DRAADAANVOER.
DE PLANT- EN BOOMBESCHERMING
GEBRUIKEN
Door de plant- en boombescherming kunt u dichtbij
planten en bomen gras trimmen zonder dat u ze met de
trimdraad beschadigt.
1. Klap de afscherming naar beneden (K1).
2. Gebruik de trimmer rond bomen en dichtbij planten (L).
AUTOMATISCH DRAADAANVOERSYSTEEM
Wanneer u de trimmer voor de eerste keer inschakelt,
wordt een klein stukje draad aangevoerd.
Er is een 'klapperend' geluid hoorbaar wanneer de
nylondraad de draadsnijder (M) raakt. MAAK U GEEN
ZORGEN. Dit is volkomen normaal. Na ongeveer 5
seconden is de draad op de juiste lengte gesneden en
neemt het geluid af omdat de motor op volle toeren komt.
Zorg ervoor dat de motor op volle toeren draait voordat u
gaat trimmen of kanten afwerken.
Als het geluid van het snijden van de nylondraad niet
hoorbaar is, moet er meer draad worden aangevoerd.
Om meer draad aan te voeren, moet u eerst de motor
volledig tot stilstand laten komen, dan opnieuw starten en
de motor op volle toeren laten komen.
Herhaal deze stappen totdat u hoort dat de draad de
snijder raakt. Herhaal deze procedure niet vaker dan 6
keer.
Als u problemen met de automatische draadaanvoer
ondervindt, raadpleeg dan PROBLEMEN OPLOSSEN.