3.
Instructiehandleiding
Schakel het contact UIT (verwarming, verlichting...) voordat u
de lader gebruikt wanneer de accu in het voertuig is
geïnstalleerd.
Maak de accupolen schoon alvorens de oplader te gebruiken.
3.1. Een accu opladen
1. Zorg ervoor dat de voedingskabel niet op het stroomnet is aangesloten, vooraleer de
lader aan te sluiten!
2. Aansluiting op de accu
Controleer eerst of de negatieve pool is aangesloten/ geaard op het chassis. Zo niet, neem dan
contact op met uw wederverkoper.
Sluit de uitvoerkabel aan op de lader.
Uitvoerkabel met klemmen
▪
Sluit de rode klem (+) aan op de pluspool (+) van de accu en verbind vervolgens de zwarte
klem (-) met de aarding/het chassis van het voertuig (een zwaar uitgevoerd metalen deel van
het frame of het motorblok). Sluit niet aan op de carburator of de brandstofleidingen).
Uitvoerkabel met klemmen
▪
Draai elke moer van de bouten van de accupolen los en verwijder deze. Sluit de positieve ring
(+) aan op de positieve pool (+) van de accu en sluit vervolgens de negatieve ring (-) aan op de
negatieve pool (-) van de accu. Vervang de moeren en draai ze terug aan om ze vast te zetten.
Zorg er in beide gevallen voor dat de uitvoerkabel van de lader goed vastzit.
De accu kan niet goed worden
opgeladen.
Accu onherstelbaar na een
volledige ontzwavelingscyclus.
De capaciteit van de accu is te
groot.
Accuspanning te laag
(onder 0,8V). De accu kan niet
worden opgeladen.
De uitgangskabel is ontkoppeld,
er is kortsluiting in de
uitgangskabel.
Accu volledig kortgesloten.
42
De accu kan defect zijn. Neem
contact op met uw
accuservicecentrum.
De accu kan defect zijn. Neem
contact op met uw
accuservicecentrum.
Gebruik een acculader met een
grotere oplaadcapaciteit.
De accu kan defect zijn. Neem
contact op met uw
accuservicecentrum.
Plaats de klemmen/ringen op de
juiste manier en begin de accu
weer op te laden.
De accu kan defect zijn. Neem
contact op met uw
accuservicecentrum.